scheidbrief. En zoo komt voor wie beide gegevens samenvat, de conclusie zich vanzelf opdringen: dat n.l. officieel geregistreerd is door den ‘man’ de acte van de verlating, die van de zijde der vrouw uitging. Van haar acte neemt hij nu acte (dit is het, wat wij straks aanduiden als ‘geestelijke verlating’), zoodat hij kan blijven zeggen: ik heb mijnerzijds u niet een scheidbrief gegeven, noch aan mijn schuldeischers u verkocht (Jesaja), en toch óók zeggen kan: de scheiding is er (Jeremia). Beide profeten echter roepen op tot bekeering, en zien deze als beëindiging van den toestand der verstootenheid, die door een scheidbrief is afgebeeld.
Wie zulk een samenvatting van de gegevens van Jesaja en Jeremia niet zou aanvaarden, zou moeten concludeeren: Jeremia bewijst, dat het tien-stammenrijk definitief (met een officieelen scheidbrief) was verstooten, zulks dan in tegenstelling met het twee-stammenrijk, waarover Jesaja sprak. Maar wie durft dat beweren? Als het waar was, hadden Christus en de apostelen zwaar gezondigd, door zich eerst tot de schapen óók van de tien stammen te wenden.
Trouwens, Jesaja spreekt nog onder een ander beeld, een tweede, van de verhouding tusschen Jahwe en zijn volk. Let nu eens even op dat tweede beeld; en ge voelt onmiddellijk het onhoudbare van de hierboven afgewezen redeneering. Immers, dadelijk daarop volgt bij Jesaja de vraag, en dat nog wel in hetzelfde vers (50:1): ‘wie is de schuldeischer van Mij, aan wien Ik u verkocht heb?’
Men zou, weer op den klank afgaande, dus, indien de leidsche redenaars gelijk hadden, in hun betoogtrant blijvende, eveneens moeten concludeeren: het volk is dus niet verkocht. Maar dat het wel degelijk verkocht is, blijkt nog in hetzelfde vers: ‘Zie, om uwe misdrijven zijt gij verkocht’. Dat is toch wel duidelijk.
En, als om alles af te doen, en heel dezen redeneergang voorgoed te breken, wordt er dadelijk - en hier wordt dan weer het scheidbriefmotief opgenomen - aan toegevoegd: ‘om uw overtredingen is uw moeder verstooten’.
Verkoopen en verstooten zijn beide een feit; gelijk van alle verkoopen een koop-acte opgemaakt wordt, zoo ook van alle verstooting. Alleen maar: de verkochte kan