Gods paradijs. In zijn handelen is de mens immers bepaald door de al-handeling van het heelal, en daartoe is hij in staat, wanneer hij het heelal kent, of, zoals Schleiermacher zegt, ‘bekennt’.
d. Maar wanneer Schleiermacher hier van ‘obligatie’ spreekt is die een andere dan die wij kennen. Voor ons is obligatie niet een meetrillen met God, maar een uitgedrukt bevel van God. Onze grond is niet pantheïstisch, doch theïstisch. Schleiermacher zegt: niet het theoretisch kennen is het hoogste, maar de drang, die in het universum, in mij zelf klopt, dynamisch mee-beleven, meegesleurd te worden door de eigen impetus, waardoor het komt tot een ‘bekennen’ van het universum, waarmee je op allerlei wijzen existentieel verbonden bent. Tegenover deze natuur-noodwendigheid, waardoor de mens vanzelf meetrilt in het alproces, stellen wij de concrete geboden, die gehoorzaamd moeten worden.
2. Max Scheler (R.K.)
Deze zoekt de obligatie van de mens in het persoon-zijn. De Gereformeerden zeggen: God verplicht ons aan God, maar Scheler zegt: wij verplichten ons aan onszelf; de adeldom van de mens verplicht.
Diverse motieven werden nagegaan, waardoor de obligatie van de mens in zijn wil aan Gods wil nader bepaald werd:
a) | de mens als beeld Gods; |
b) | de mens als ambtsdrager; |
c) | de mens als liturg; |
d) | de mens als medearbeider. |
Ter afsluiting van de bespreking van het laatste punt nog het volgende.
1. Het medearbeider zijn van God impliceert niet dat de mens de gelijke is van God. Prof. Dr V. Hepp verzette zich in ‘Dreigende Deformatie’ tegen de gedachte van medearbeider (die echter nog bij Geesink te vinden is!) en prefereerde de term onder-arbeider. Hier is de kwestie van causa prima - God, en causa secunda - de mens, van eerste en tweede oorzaak. Tegen deze onderscheiding zijn