theek bezwaren of verpanden, (bona sua pignori obligare), Men kan ook fidem suam obligare (zijn woord verpanden).
Deze term biedt allerlei voordelen. Het woord plicht zou ook in aanmerking kunnen komen, evenals officium of norm. Als K.S. voor obligatie kiest, is dat omdat dit woord nog blanco papieren heeft, men kan er haast alle kanten mee uit. Men kan het in verschillende rechtsverhoudingen zonder moeite te doen om het te begrijpen, laten optreden.
De kwestie van terminologie is niet van gering belang. De termen plicht en norm zijn erfelijk belast. Velen delen de ethiek b.v. in in een deugden- en plichtenleer. Zowel het woord plicht als het woord norm hebben een heel lange historie doorlopen, die ten dele een lijdenshistorie is. Het woord krijgt een bepaalde kleur in de term normiek (of. F. Bonn, die de wetenschap van de normen ermee wil aantonen). Ook speelt het woord een rol in de waardefilosofie. Het is een woord van de jurisprudentie, theologie en kerkelijke taal (norma normans en norma normata). Dit woord is dus moeilijk te verstaan en hangt af van de andere vragen t.a.v. de ethiek.
Het woord officium wordt veelal vertaald door plicht. Nu komt het ook wel voor als ambt, opgedragen arbeid (dit is ambtsverrichting). Bij officium heeft men dus veelal te denken aan een bepaald mandaat. Terwijl obligatie ruimte open laat voor: een bepaald mandaat en voor verplicht worden. Deze laatste term obligatie is het minst belast. Eisler (Wörterbuch der geistliche Begriffe) schrijft over de andere termen heel wat pagina's vol. Hij noemt officium bij plicht, maar het woord obligatie komt niet voor onder een afzonderlijk hoofdstuk. Waar de invloed van de filosofie gevaarlijk is, is het prachtig dat dit woord nog niet door de filosofie is belast.
GEESINK. Deze spreekt ook van obligatie in de zin van verbintenis, verplichting tussen twee personen, waarbij de verplichting van de een beantwoordt aan het recht van de ander. Elders vertaalt hij: gebondenheid. Als men het woord zo gebruikt, wordt deze term niet ontleend aan iets wat de mens beschouwt als individu op zich zelf. Waar God de mens bekend geworden is in het verbond, waar al onze rechten en plichten mee samenhangen, daar is dit woord welkom, omdat het aanduidt Gods recht op ons en onze verplichting jegens Hem als Schepper zowel als VerbondsGod. Bovendien is deze term ook in ander verband duidelijk. Hij kan ook aanduiden dat wij met elkaar te maken hebben. De term onderstelt een ander. Deze laatste kan wetgever zijn, doch ook iemand die met ons samen staat onder één generale wet. Bij zangkoren is sprake van obligaatstemmen, d.w.z. men moet allen gelijk zingen, op dezelfde hoogte, ze horen absoluut bij elkaar en kunnen niet aan hun samenbinding, aan elkaar ontkomen. De term is dan ook in het middel-hoogduits: Verpflichtung, Obliegenheit, Schuldschein, vandaar Verbintlichmachung, Verpfändung, Gebunden sein. Kortom, het recht van de crediteur, de plicht van de debiteur.
Geesink heeft over deze kwestie merkwaardige dingen gezegd. Plicht is de in de wet gegronde verbintenis of verplichting, zegt hij, obligatio verbinding tot een wijze van volbrenging, of ook tot de nalating van handelingen t.o. zijn medemensen. Inzake plicht en obligatie onderscheidt hij, dat plicht in abstrac to kan heten obligatio, waaronder men verstaat de plicht als verplichting van de persoon, in onderscheidingen van die handelingen zelf. Hij meent immers dat men over plicht in tweeërlei zin kan spreken, obligatio is dan niet een bepaald officium, doch bedoeld als plicht in abstracto. Plicht is dan in concreto en obligatio in abstracto. Daarom is het laatste woord beter dan het eerste als grondterm.
Verdient het woord plicht geen voorkeur boven dat van obligatie? Plicht wordt heel vaak vertaald door officium, ook vaak door το ϰαϑηϰον. En als men Eisler opslaat, dan ziet men dat hij onderscheidt plicht in