anders oordelen dan wij. Hij wordt niet alleen bewogen door zijn haat tegen de Protestanten, doch ook door zijn haat tegen de Jansenisten. Volgens hem was in die tijd de katholieke wetenschap verplicht te vechten tegen doctrines die alle principes van het zedelijk leven loochenden, ja het ganse christendom disputabel stelden.
Daar is ook weer de kwestie van de waardering of verachting van de nieuw-scholastieke ethiek, b.v. van Franz Suarez. 1548, en de bekende Gabriel Vasquez. gest. 1604. Dat waren neo-scholastici met een vertakking op ethisch terrein, b.v. Paul Laynann, gest. 1635 en Thomas Sonchez, gest. 1610. Prunner erkent, dat bij de neo-scholastiek een casuistiek gevonden wordt die verbijstert van raffinement. Maar, zegt hij, al is daar een Ausartung der Scholastik, niettemin was het een gezegende beweging, want het Protestantisme ‘hatt alle Verplichtung des Gesetze geleuchnet, ja jede moralische Wert des Handels geleuchnet’. En nu gaar de casuisten juist elke handeling weer casuistisch beschrijven.
Hier hangt het weer af van onze houding t.o.v. de traditie, hoe we deze casuistiek zullen waarderen. Men kan de casuistiek geen historisch recht doen zonder zijn axiomata op het terrein van dogmatiek en kerkhistorie in rekening te brengen. Wet en vrijheid worden o.i. in alle casuis tiek uit elkaar gerukt.
Natuurlijk is hier ook van betekenis hoe men denkt over het O.T. en N.T. en hun verhouding. De Socinianen denken er anders over dan wij. Daarmee hangt samen een bepaalde houding in de ethiek. Prunner spreekt van een Quelle des Heilandes, waarnaar bepaalde theologen willen teruggrijpen. Schenkel, Stapf en Kayler, die t.o. het rationalisme van Kant terugwilden naar die Quelle des Heilandes. De vraag is hier of Christus Quellen geopend heeft, waar Hij zich bond aan de schriften die er reeds waren.
We geven enkele voorbeelden van indelingen: Paulsen de man van de Diatetik gaat de ethiek indelen:
1. | Naar de verschillende levensanschanungen, |
2. | naar het moral-filosofisch System |
ad. 1. geeft hij een onderverdeling in.
a. antieke, b. christliche, c. neuzeitliche.
ad a. Daarin is de levensanschauung naief-naturalistisch. Het doel is die Vollendung des natürlichen Wesens des Menschen in vollendeter Kultur.
ad b. Daarin is de levensanschauung supranaturalistisch en cultuur-vijandig. Het zou daarin gaan om de doding van de natuurlijke mens en zijn driften.
ad c. In de neuzeitliche periode is een levensanschauung gekomen onder invloed van de beide groepen a en b. waarin het naturalistische domineert.
Kloppend met deze drie levensanschauungen ziet Paulsen drievoudige soorten van systeem:
Eerst de Griekse systemen, die hun uitgangspunt hebben in de Tatsache van het natuurlijke streven en handelen. Ze zijn daarom intellectualistisch.
De christelijke systemen, nemen als tweede groep hun uitgangsṕunt in de Tatsache, des moralischen Urteils. Het christelijke komt met de praedikaten, goed en boos, Het volk Israel ligt achter deze systemen. Het is hier dan ook niet intellectualistisch, doch voluntaristisch. De derde groep is de moderne die een Mischung is van de eerste en tweed
Deze indeling in antiek, christelijk en modern wordt in veel handboeken gevolgd, doch is o.i. niet vol te houden. Zo worden veel te veel faktoren verwaarloosd, en komen we tot willekeur. Het gaat niet aan het christelijk systeem voluntaristisch te noemen t.o. het intellectualistische der Grieken. Neem b.v. het intellectualisme van de scholastiek.