De Kerk. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling III)
(1965)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdHooggeleerden-kerk?Ga naar voetnoot**)Een broeder, die ik ken, en hoogacht, en aan wie onze kerken veel te danken hebben, schrijft mij over een der kerken. De post valt ook daarover mee. Hij vraagt: als er iemand is, die zegt (vandaag nog): ik zou weer opstaan, als iemand preekt: de enige wettige avondmaalstafel staat aangericht in onze kerk, en dan weer doen wat ik vroeger deed, mag dat dan? Ik zou zeggen: neen. Maar ik zou er geen seconde aan denken, die man voor te dragen voor censuur. Paulus bestráfte Petrus wel wegens hypostolisch doen, maar vierde met hem avondmaal. Ik zou gaan praten over de vraag: wat is wéttig? Tien tegen één, dat je dan de kwestie herleidt tot een principiële vraag, en dan mekaar vindt, als er zachte ogen zijn. Verder zou ik me realiseren, dat, indien er soms iets is van: ik beken geen ongelijk, het soms ook bar en bar moeilijk wordt gemaakt, schuld te belijden met carbonpapier in de buurt. En voorts, dat - ik spreek natuurlijk nu heel in het algemeen - er overal in de kerk mensen aan de tafel zitten, die wat last hebben van ons aller oude mens. | |
[pagina 486]
| |
Ik geloof, dat ieder, die meehelpt de kerk te bouwen, van ons een blijmoedig gezicht moet hebben aan de tafel. En dat alle vraag van wat hij nog zóu doen, ALS dit en als dat moest gesmoord worden, bij de anderen, en bij hem zelf, onjuist is. Ik houd niet van scientia-media-tucht. Dat is latijn; ik heb geen tijd om het uit te leggen. Maar er zijn nog dominees om dat latijn te vertalen. In het kort: het is tucht over wat iemand ZOU doen ALS...enz. En verder - denkt iemand over pluriformiteit anders dan ik? Wel, ik ken niemand met volkomen uitgebalanceerde beschouwingen. Ik ken geen hooggeleerden-kerk. Een kerk ken ik van gelovigen, die bereid zijn, sámen te leven, en die niet vergeten, dat we tot vóór 1944 hebben aangezeten met ettelijke pluriformiteits-theoretici. Ik joeg hen niet weg. Zij mij. Laat hun rol asjeblieft niet door mij worden overgenomen. Leert elkander. Maar omdat we hier slechts een enkele aanduiding konden geven, willen we gaarne in ons volgend nummer nog iets breder op de hier opgeworpen vragen ingaan. Zo'n ‘gesprek’ lijkt me langzamerhand voor sommige plaatsen onvermijdelijk. Ten slotte: een vervolg acht ik nodig, ook omdat ik geloof, dat de situatietekening ten aanzien van het door briefschrijver gestelde geval onvolledig en daardoor niet geheel puntig en zo onbedoeld enigszins onjuist geworden is. |
|