dat God zijn vergadering heeft gemaakt tot nu toe, en nog druk ermee aan de gang is. De kerk ‘in fieri’ en ‘in facto’. En dat éne feit heeft de belijdenis beleden. Met de uitspraak, die een feitelijke is, ook voor dr. v.M.: dat geloof en dat belijd ik. En nu wou ik wel zien, dat dat zo is bij dr. v.M.
Of dat dan zo niet is?
Oordeel zelf.
De belijdenis zegt: er zijn veel groepen, secten, vergaderingen, die de kerknaam usurperen, maar om u uit de droom te helpen, geven we de kenmerken aan, waar ge wezen moet. Ieder kan dus weten waar hij moet zijn of komen. De artikelen der Belijdenis doen dus meer dan ‘verslag geven’. Ze geven ook de reactie aan, die op Gods kerkvergaderingsfeit aan dr. v.M. en aan ds. v.d.B. en aan elke Amersfoorter en Kampenaar voegt. Dat met de vinger aanwijzen is dus maar nonsens. Maar wat geen nonsens is, dat is dit: de belijdenis zegt: uw eigen vinger moet en kan nu maar aanwijzen. Ook die van dr. v.M. Die moet aan alle Amersfoortenaren zeggen: hier moet je wezen, en niet bij v.d. Born en Vink en Holwerda destijds, want die hebben we in Gods Naam scheurmakers en ketters verklaard; die vergaderen niet, maar die verstrooien. Die werken tégen God in.
Om het nu maar heel concreet te zeggen: ds. v.d.B. beweert: hier is de reformatie geschied, maar dat beweert dr. v.M., althans op zondag, van zijn gezelschap ook. En nu wil v.d.B. dit weten, in en buiten de zondag, dr. v.M. doet van maandag tot zaterdag (afgezien van huisbezoek en kerkeraads-presidium) net, of hij het in Keulen hoort donderen; want dat het in Utrecht gedonderd heeft, daar wil hij (de zondag daargelaten) niet aan. Maar toch is het zo. Hij zegt des zondags: bij ons WERD het weer zeer goed, toen wij door God verlost waren van die scheurmakers en ketters v.d. Born en Holwerda.
Kom, dr v.M., sla niet langer uw verzenen tegen de prikkels van de ploeg, die ge toch niet wilt laten staan. Of anders: ruk die touwen af.