Problemen, begrippen, interpretaties
Ds. H. Bouma, Assen, maakt in Geref. Kb. Drente volgende, heus niet overbodige, opmerking:
Willen we dus het antwoord hebben op de vraag: wat is de gereformeerde kerkbeschouwing, dan kunnen we niet terecht bij deze of gene theoloog, dan hebben we niet genoeg aan deze of die opinie, hoe mooi en vernuftig die ook mag zijn. Neen, dan moeten we naar de belijdenis terug.
Laat, wie schampert over de ‘gemakkelijkheid’ waarmede wij ‘het kerk-probleem’ zouden ‘oplossen’, toch eindelijk eens inzien, dat het ongereformeerd is te spreken van een ‘kerk-probleem’: de belijdenis belijdt geen problemen, geen open vragen, maar spreekt na wat de bijbel klaar en helder zegt. En nu is daar sinds jaren een worsteling gaande, om de belijdenis uit het stof van theologische constructies terug te winnen, óók de belijdenis omtrent de kerk.
Natuurlijk is het daarbij mogelijk, dat wel eens dingen gezegd worden, die niet juist zijn. Maar ge moet niet vergeten, dat het gaat om het hervinden van een in de 16e eeuw gedane belijdenis, die volgens Bavinck reeds lang niet meer door allen wordt nagesproken: er zijn zoveel vreemde stemmen opgegaan over de kerk. Daardoor is het zo moeilijk soms, om weer eenvoudig te lezen, wat wij belijden.
Laat men dan ook zich wachten voor een opmerking, alsof iemand ‘zijn’ kerkbegrip naar voren zou willen brengen. Het gaat niet om het hervinden van de kerkbeschouwing van deze of gene, maar om het terug winnen van ons aller gemeenschappelijke belijdenis. Laten we alles wat over de kerk gezegd wordt niet critiseren vanuit ons eigen kerkbegrip of vanuit het kerkbegrip van ons catechisatieboekje, maar laten we dat alles altijd toetsen aan de belijdenis. Dán blijven we gereformeerd.
We hebben onlangs hetzelfde gezegd, toen we spraken over studenten, in Lunteren bijeen. Sommigen vertoonden daar de neiging, een houding aan te nemen als deze:
hebt u een filosofisch systeem aan te bieden (waarover alsdan natuurlijk eerst enkele jaren te praten valt en dat steeds te toetsen blijft...), en kunt u filosofisch laatste gronden aanwijzen, geëncadreerd in een metaphysisch stelsel? Zo ja, dan kunnen we eens met u praten over uw ‘begrip’ van dit en dat, zo neen, dan kunt u met ‘uw belijdenis’ niet veel beginnen tegenover ons, die misschien een of ander systeem in het hoofd zouden hebben gezet, ingeval het systeem ergens zou botsen tegen uw belijdenis. Dat zijn dan soms dezelfde studenten die des zondags verklaren: wij geloven met het hart en belijden met de mond wat in deze artikelen staat. Ik herhaal, dat zulk een houding niet alleen aan theologen onrecht doet (omdat zij ambtshalve geen systeem hebben aan te bieden, Dordrecht vermáánde hen zelfs, de theologie niet problematisch te behandelen, doch de inhoud der Schrift als zodanig weer te geven, in losse ‘loci’ bij-