De Kerk. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling III)
(1965)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 389]
| |
Phlogistisch noch dephlogistischGa naar voetnoot*)We hebben in ons vorig nummer niet onder stoelen en banken gestoken, dat dr. Zuidema's polemiek ons onwezenlijk en daardoor allerongelukkigst lijkt. De onbevangenheid is uit dit zijn schrijven contra Zijlstra weg. Zien we wel, dan is de nog maar kort uit Indië teruggekeerde dr. Zuidema, voor wat betreft die onbevangenheid in de verkenning van Nederlandse verhoudingen, met zijn jongste oeuvre al over de veiligheidsgrens heen. Met geen enkel citaat kan hij waar maken, dat de heer Zijlstra aan de ‘vrijgemaakte kerk’ die plaats in de attentie en in de cura specialissima, de allerbijzonderste zorg der overheid toekent, die volgens Zuidema Zijlstra er wél aan toekent. Dr. Zuidema heeft bij de heer Zijlstra gelezen: de kerk, de kerk, de kerk. O, dacht Zuidema toen: daar heb ik je; want ik lees in allerlei blaadjes allerlei citaatjes uit jullie blaadjes; ook hoor ik nog al eens wat; ook heb ik harde noten horen kraken over extremisten bij jullie, en een paar keurig verpakte citaatjes leken mij dan ook zót genóeg; en nu gaat het: een, twee, drie, hang Zijlstra op...aan zijn eigen touwen. Zuidema heeft heel gewoon Zijlstra ten tonele gevoerd, bestreken met menie, die door de werkelijke extremisten van 1944 (schorsers om een formuletje en afzetters om een kerkrechtkronkel in de geest van H.H. Kuyper-Nauta) aangediend is als de geliefkoosde kleur van de door hen beweerde extremisten onder de vrijgemaakten. En meteen begon bij het publiek dat nooit helemaal zuiver klinkende gelach, dat zijn eigen bezorgdheid wou wegwerken. Stel je voor: de vrijgemaakte kerk in het centrum, de overheid primair ter bescherming van de preekstoel in DIE kerk. Al het ándere HIERVAN áfhankelijk, let op: AFHANKELIJK, en secundair! U denkt, lezer, dat ik in een nijdige bui tot persiflage verval? Pardon, het staat er letterlijk zó: Zuidema zegt: dáár-heb-je-nou-Zijlstra. En de firma Haan drukt de professorale nonsens. Want dat is het, met permissie. De ‘toepassing’ is nu zo enig, en ze klinkt zo nuchter; zie, hoe nu vervolgens, ál maar op een paar door Zuidema in Zijlstra's tekst binnengesmokkelde woordjes voortbouwend, Zuidema Zijlstra en de zijnen concreet probeert te maken: ‘isolement...door zichzelf zijn ze er in gedréven...door zichzelf, natuurlijk, niet door God de Heere...een politiek, die a priori tot onvruchtbaar- | |
[pagina 390]
| |
heid gedoemd is...iedere mógelijkheid om geroepen te worden tot het aanvaarden van mederegeringsverantwoordelijkheid afgesneden...tenminste zolang niet de overgrote meerderheid van het Nederlandse volk lid is geworden van de vrijgemaakte kerken (wat natuurlijk toch nooit gebeuren zal)...’ Dat staat er heus allemaal. En dat wordt nu helemaal afgeleid uit het door Zuidema uit zijn duim gezogen ‘eerste en fundamentele programmapunt’...ook wel genaamd: ‘eerste artikel’ van Zijlstra. Ik herzeg: uit Zuidema's duim gezogen is dat eerste programmapunt. Hij vindt het met geen woord in Zijlstra's tekst. We zouden dr. Zuidema wel eens willen vragen: hoe leest u de oude Kuyper eigenlijk? Stel eens, dat de eerste de beste liberaal uit de dagen van Cort van der Linden, of, dat Oom Jodocus van ‘De Groene’ uit de dagen van Braakensiek, net eens zo Kuyper gelezen had? Kuyper schrijft over ‘de school’; o, zegt, op zijn Zuidema's, nu Cort van der Linden, of Oom Jodocus, o, ik heb in zulke dolerende blaadjes gelezen van een vrije universiteit en van verspreide lagere christelijke schooltjes der kleine luyden, een dubbeltje per week schoolgeld; dát is voor Abraham Kuyper ‘de school’, ‘het onderwijs’, zo concretiseert hij de dingen: derhalve: zijn eerste en fundamentele artikel is: de christelijke school van een dubbeltje in de week in het middelpunt, en al het andere hiervan ‘afhankelijk?’ De openbare school weg, de overheid primair tot bescherming van het afgescheiden of dolerend schoolmeesterlessenaartje, de rest daarvan afhankelijk!. Dr. Zuidema, die hele ‘afhankelijkheid’ hebt u, ditmaal kwaadaardig, uit uw eigen fantasie opgediept. Leg eens één citaatje voor uit Zijlstra, waaruit blijkt, dat deze een rechtshandhaving tegenover de synodalistische kerk, of tegenover de roomse, of tegenover De Dageraad, of tegenover de communisten afhankelijk stelt van de rechtsbedeling tegenover die kerk, die voor Greijdanus' ambtswoord een plaats heeft overgehouden, omdat ze niet zo extremistisch was als uw verse, schorsende vriendjes? De heer Zijlstra is niet zo dwaas, rechtsdienst-nummer-zóveel afhankelijk te stellen van rechtsdienst-nummer-zúsveel. U fantaseert, en komt daardoor tot kwaadsprekerij, want u hebt deze keer vergeten, uw geest in toom te houden. Denis de Rougement heeft in zijn boek over ‘met de handen denken’ me nog al eens aan uw ‘handen’ laten denken; en toch was zelfs hij nog zo verstandig, om op de plaats waar hij het deed, p. 151, te waarschuwen tegen het misbegrip: les plus grands malheurs de | |
[pagina 391]
| |
l'humanité naissent de malentendus, et non pas comme le veut la polémique partisane, de la perversité des uns triomphant de la bonté naturelle des autres. Pas liever op uw geest, zouden we dr. Zuidema willen toevoegen: er zijn altijd polemisten die een ander in de schoenen schuiven wat ze zelf (soms onbewust) doen: dat zijn de lieden die ‘met de hánd polemiseren’; resultaat: polémique partisane. Deze uw jongste polemiek, dr. Zuidema, is uw eerste grote mislukking na uw terugkeer in Nederland. Uw polemiek, deze keer, tegen de vrijgemaakten. U onderscheidt niet meer, u schuttert ondanks uw beter vermogen ditmaal zo'n beetje achter de Strijdende-Kerk-schabloonwerkers aan. U klontert de schabloneletters zo maar op die vrijgemaakte zakken. U mérkt ons ‘met de hánden’. U bent niet meer vrij als verkenner van Nederlandse relaties. U slaat door, en dat behóefde niet bij u want wie Sartre lezen kan, en Occam, die KAN ook Zijlstra lezen. Maar u lás hem niet, u pikte zaadjes op voor Haan. Want, nu dat hele beweerde ‘fundamentele en eerste programmapunt’, waarover u het hebt, niet in Zijlstra staat, maar door u gefantaseerd werd, nu vervalt u verder in vermoeiende Konzequenz-opdringerij. Dat is meestal de juiste naam voor een onbewezen beschuldiging van Konzequenz-mácherei, een ander naar het hoofd gegooid. U beweert doodkalm: dat een politieke arbeid als van het Gereformeerd Politiek Verbond één van beide moet doen: óf de regeerhandel kalmpjes (en feitelijk: ‘lekker’!) aan de heidenen overlaten, óf dag in dag uit dat beweerde eigen eerste artikel van Zijlstra's program verloochenen. Laat ons dan toch eerst dat artikel eens lézen, uit Zijlstra namelijk! U kunt het niet: het is een drogbeeld. U beweert, dat elk gemeenteraadslid, dat tot het Geref. Pol. Verbond behoort, dat aan uw duim ontsproten ‘artikel 1’ (van Zijlstra), het allesbeheersende en normerende artikel, feitelijk ‘opbergt in zijn actetas’, reeds door mee te doen bijvoorbeeld in het gemeentebestuur met anderen, die niet behoren tot de vrijgemaakte kerk. Dat argument is nu nét zo veel waard, juist als argument, als de wel eens vernomen bewering, dat Kuyper artikel 1 van het antirevolutionaire program in zijn actetas opborg door in een volksvertegenwoordiging plaats te nemen, die is gebaseerd voor een deel op revolutionaire basis, omdat ze op de toenmalige grondwet teruggaat, die immers niet van vreemde Franse-revolutie-smetten vrij is.
***
Neen, denk niet, dat we niet begrijpen, waar u heen wilt. U wilt | |
[pagina 392]
| |
ons iets komen vertellen, wat trouwens in De Reformatie zelf, óók in samenhang met politieke kwesties, allang tijdig in herinnering gebracht was aan haar lezers. U wilt ons komen vertellen, dat het erg goedkoop en gemakkelijk is, te roepen: zó en zó moet het in ministerie en volksvertegenwoordiging, als ge toch van te voren weet: ze láten me práten. Inderdaad is de verzoeking groot: men is kersteniaan, men is maniak, men is (ook met de beste bedoeling) farizeeër of ‘extremist’ (!), eer men het weet. Maar u moet dat bepaalde geestes-type, onguur als het is, niet eerder bij ons constateren, dan het zich uit onze woorden en gedragingen laat aanwijzen. Anders komt er iets anders van dan een goedbedoelde waarschuwing. namelijk een kwaad bedoelde insinuatie. Vergeet niet, dat de ‘Antirevolutionairen’ met de G.P.V.-ers in hetzelfde parket van ‘een minderheid’ te zijn, zullen komen, zelfs al zouden ze wat water in élke wijn doen: tot nu toe is van Anema's aanbod door Drees niet veel notitie genomen. Zou het een insinuatie zijn, of niet, als iemand beweerde: Schouten had makkelijk praten inzake ‘Indonesië’, hij wist, dat ze hem toch niet zouden roepen tot medebeslissing? Ik zeg: het ware gemene insinuatie. Ik zou zo iets van Schouten slechts mogen zeggen als ik zo'n tendenz precies uit zijn woorden bewijzen kon. Daarom vragen we u hardnekkig: waar staat dat nu toch eigenlijk, dat Zijlstra met ‘de kerk’ (van alle plaatsen en alle tijden) nu net precies bedoelt: de vrijgemaakte kerk, en met ‘de overheid’ nu precies de burgemeester van Zaandam? Hij concretiseerde niet; u zult nu zeggen: ja, maar, dat concretiseren zit hem toch in het bloed, kijk hem maar eens op de Zondag, en Zijlstra leert: je moet Maandag zeggen wat je Zondag zegt. Dus...ik, Zuidema, concludeerde, dat hij ook art. 36 (overheid en kerk) concreet maakte...op de door mij aangegeven manier. Pardon, dr. Zuidema, doet u dan soms niet zelf ook aan concretiseren? Hebt u dan heus het Maandags-postulaat in tegenstelling gebracht met het Zondags-enuntiaat? Zegt u ‘ja’, dan antwoorden wij: dan doen we politiek met u niet mee, want dan hebt u alles wat u belijdt verloochend in uw concrete postulaten-stellen. Zegt u ‘neen’, dan vragen we u, alweer: waarom dan de heer Zijlstra niet toegestaan eerst de grote lijnen te trekken, en pas daarna te komen tot de lastige concretiseringsvragen? Val hem niet bij voorbaat in de rede, en schrijf het maiden-speechje van een door het G.P.V. gekozen gemeenteraadslid niet voor hem op, vooral niet op uw heethoofdige manier van deze keer. Wácht liever tot zijn speechje komt, en kijk | |
[pagina 393]
| |
dan, of het klopt met zijn theorie. En vergenoeg u deze keer met Zijlstra's theorie over ‘overheid’ en ‘kerk’. Kerk, zó als Zijlstra zélf haar zegt te bedoelen. *** Ik kan het niet helpen, dat ik onder de lectuur van deze jongste Jan-Haan-polemiek van dr. Zuidema ineens moest denken aan Novalis. Een oerketter, van wie men principieel niet kan leren, evenmin als van Fichte, die deze week in De Wekker genoemd wordt door een goed vriend van me, die nog wél wat van Fichte zei te kunnen (laten) leren. Vermoedelijk heeft hij bedoeld: de lectuur van die ketter kan je soms op een aardige distinctie brengen, op een niet-zó-maar-zús-ideetje. Welnu, zo kan een mens wel eens aan Novalis ‘ruiken’, die overigens door de romantiek verheidenste zoon van een vroeger christenland. De Romantiek, pantheëstisch in haar grondstructuur, net als Fichte, beweerde: alles is één, God is in ‘het universum’ begrepen; Hij even goed als wat wij tot nu toe met een (ten onrechte) aparte naam ‘natuur’ genoemd hebben. En dus is ‘natuur’ met ‘geest’ of ‘Geest’ of ‘God’ op het innigst ‘verweven’. Natuur is geronnen geest, geest is ijle, vervluchtigde natuur. Physica en metaphysica behandelen dan ook eigenlijk hetzelfde universele gegeven. En overal neemt men dat dubbele verschijnsel (dubbel-in-énen) waar: het ijle verdikt zich, het dikke wordt weer ijl; het massieve lost zich op in het aetherische, en het aetherische vergrooft zich weer tot massieve stof. Overheerst ergens de middelpuntvliedende kracht, dan wordt iets ‘vloeiend’ (licht, zwevend) vrouwelijk, en domineert de middelpuntzoekende kracht, dan wordt dat ‘iets’ weer stijf, star, zwaar, massief, mannelijk (ed. Zürich, dl 3, 1312). Geen wonder nu, dat Novalis zich sterk interesseerde voor de electriciteit, en voor het galvaniseren (in 1791 kwam Galvani met zijn ‘dierlijke electriciteit’: aanrakings-electriciteit), zie 1407-1414, 1394, bij Novalis. ‘De geest galvaniseert de ziel’ door middel van de ruwere zintuigen (876). Is een vlam misschien een galvanische werking? (1370). Vier soorten van vlammen zijn er: de hoogste soort heeft tot excrement de mens. En hoe hoger de vlamsoort, des te meer gekompliceerd is haar excrement: dus ook de mens. Vandaar (1364) dat de vlam typisch ‘opvretend’ is; alle ‘vreten’ is een proces van assimileren, verbinden, genereren. Daarom is de vlam de vraatzucht in optima forma, de activiteit, dus in haar opwaartse curve: mánnelijk. Krácht. Hetgeen zichzelf ‘zet’ (als object, 500). | |
[pagina 394]
| |
Maar wat zich van het vlammende weer afzet, wat weer de déphlogatie (in de neerwaartse curve) ondervindt, dat is dan weer subject (500), zwakker, vrouwelijk. In het verbrandingsproces treedt een verdikking op; zó is de man overwegend phlogistisch, bij hem de massiviteit, het concretiseren. Maar er treedt ook een verdunning op; zó is de vrouw overwegend dephlogistisch (874), abstraherend, vervagend. Novalis gebruikt die woorden in volle ernst: omdat natuurkunde en wijsbegeerte (physica en metaphysica) ten nauwste samenhangen in zijn pantheïstisch stelsel, daarom moet de wereld ‘magisch’ ‘geladen’ zijn; bij de heksen (Faust) flikkert het geheimenis even goed als in de dichtersziel. Vandaar dat het ‘phlogiston’ (evenals het begrip gas, oxyleen, materie, kracht) thuis horen in een ‘logische physica’ (die niets te maken heeft met kennis van konkrete stoffen, maar in het wereld-al ingrijpt, vrij en uit eigen drift) (1420). En zo is dan wel ongeveer duidelijk, wat hij bedoelt met zijn onderscheiding van de man als overwegend phlogistisch (de vlam concretiseert zich), en van de vrouw als overwegend dephlogistisch (de vlam abstraheert zich, wordt minder concreet). Nu zal, om even te spelen met novalistische termen, Zuidema aan Zijlstra de ere van de mán willen geven. Hij zal zeggen: het stond er wel niet, dat hij met ‘de kerk’ (van alle eeuwen en van alle tijden) zo heel concreet, zo heel massief, en grijpbaar, zijn eigen vrijgemaakt kerkje bedoelde; maar, ik (Zuidema) zeg u: Zijlstra is een mán. Hij is massief; hij assimileert alles aan zich en zich aan niets. Hij conformeert zich niet, doch conformeert alles aan zich. En hij droomt zich een mannelijke kerk: phlogistisch, opvretend, duizendmaal vlammend, dynamisch, en dus met de ‘ergste’, dat is met ongeschreven bindingen bindend; dat is een veel erger binding dan een geschreven binding van enige andere kerk. De kerk van Zijlstra is een vlám; zij is, zoals Novalis zegt: Die Flamme ist das Gefrässige - kat' exochên (1364). Zo is ook die vrijgemaakte kerk das Gefrässige - kat' exochên: verterend, vermalend, opeisend, alles aan zich assimilerend, bindend veel erger dan de ergste synode; despotisch, tyranniek, extremistisch, is ze, o mensen, mensen, ook in de politiek, ook in de staat. Ze willen daar alles laten afhangen van het recht van de vrijgemaakte preekstoel. V.K. is PH.K. Dat wil zeggen: Vrijgemaakte K(erk) is: Ph(logistische) K(irche). Pas op: je kunt met die vlammen-mentaliteit in haar topprestaties niet meedoen, die vlammen | |
[pagina 395]
| |
verteren, ze zijn op de grens van spanning en ontspanning. Die vlam-kerk is Zijlstra's ‘vlam’. Wij zouden nu kunnen vragen: is uw kerk, o dr. Zuidema, niet phlogistisch? Is ze soms dephlogistisch: de concretisering (althans van maandag tot zaterdag) vermijdende (behalve als er te binden valt in de Naam des Heeren, en te schorsen, en af te zetten, en buiten het verband te werpen, idem, idem)? Is zij soms week, vrouwelijk, aan het etherisch-worden toe, vervagend, vervluchtigend? We bedoelen ditmaal ook in politiek opzicht? Wilt gij de overheid dan soms tracteren op een tractaat van een omgewerkt artikel 36, slaande, (waarom ook niet, als De Heraut inzake art. 27 zo is voorgegaan?) Het summum van de verdunningsprocedure, welke ontmassivering, en veretherisering, en versubjectivering Novalis ‘vrouwelijk’ vond? Wij zouden Zuidema kunnen vragen: als Zijlstra ‘mannelijk’ is (in het concretiseren) is u dan soms vrouwelijk? Indien neen: wat verwijt ge hem dan? Maar we houden op, dr. Zuidema aan dilemma's van Kuyper of - Novalis te binden. Wij geloven alleen maar, dat hij met art. 36, zelfs in zijn verkorten, gecoupeerden staat, óf verlegen zit, óf direct voor zijn kerk zal postuleren wat Zijlstra ook voor de zijne postuleerde, maar dan de echte Zijlstra, zonder Zuidema's toevoegingen en inlassingen. En als we nu de heer Zijlstra daar zien staan, zijn boek in de hand, dan horen we - in Novalis' stijl - gretige lezers van Zuidema alvast zingen: Op de hoek van de straat
staat een farizeeër;...Ga naar voetnoot1)
't Is geen ‘vrouw’,
Maar een ‘man’:
't Is een G.P.V.-er.
Maar wij zouden antwoorden: Op de hoek van de straat
staat een G.P.V.-er.
't Is geen ‘man’,
| |
[pagina 396]
| |
't Is geen ‘vrouw’,
Ook geen farizeeër...
maar het is doodgewoon Zijlstra. En de auteur A. Zijlstra wou, dat Zuidema hem eens anders las dan de liberaaltjes Kuyper en Groen hebben gelezen. Want warempel, na zoveel jaar krijgen ze toch ongelijk: de toekomst is altijd aan wie ‘iets is’ of ‘iets hééft’. Aan wie niet zich ver-wekelijkt; en dan nu eens niet met Novalis gesproken. Dr. Zuidema, lees wat er staat, versta wat ge leest, gebruik wat ge verstaat; pas die stokregels van Lindebooms Hermeneutiek nu ook eens toe op uw voormalige ‘voortrekker’, om met Dijk te spreken, de oude antirevolutionaire voortrekker A. Zijlstra; en laat u heus niet wijs maken, dat wij met z'n allen nu ineens razend geworden zijn nu een synode phlogistische razernijen uithaalde in 1944, en nu we ook u dephlogistisch daarvoor zien capituleren. O neen, weert u af, u hebt natuurlijk écht principieel bezwaar tegen ons. En dat schijnt nu te betekenen, dat ge verenigd zijt in de geest met uw synode en met de dephlogistische critiek van haar prominenten. Vergeet maar niet uit welk smaadhoekje uw en onze vaderen zich hebben omhooggewerkt. |
|