De Kerk. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling III)
(1965)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 336]
| |
Festus Hommius over afwijking van de belijdenis aangaande de KerkGa naar voetnoot*)Er wordt nog al eens gesproken over de vraag, wat men van de kerk moet geloven. Daarbij komt ook wel de vraag naar voren, wat ‘de ware kerk’ (dat wil zeggen vergádering), en wat ‘de valse kerk’ (dat wil zeggen vergádering) is. De discussies vertroebelen menig oordeel; en nu (om in de beeldspraak van ds. Toornvliet zelf maar te blijven) de kring, waartoe hij als polemist behoort, weer eens ‘op het kookpunt’ is (want dáár doet men nerveus), nu wordt in zijn blad ‘De Strijdende Kerk’, in stee van met rustige argumenten, gewerkt met oncontroleerbare private uitlatingen; deze week bijvoorbeeld wordt van onze ds. Waagmeester zo maar een verhaaltje opgedist, volgens hetwelk hij dit of dat zou gezegd hebben; ik ben er, zónder van het geval ook maar iets af te weten, zó maar zeker van, dat het bericht onwaar is. Het kan zijn nut hebben, in zúlke schone dagen van opgewonden ‘kiezers’-polemiekjes anderen aan het woord te laten. Daarom zullen we deze week, zonder zelf iets eraan toe te voegen, eens overnemen, wat Festus Hommius zegt over de in zijn tijd door hem geconstateerde afwijkingen van de belijdenis aangaande de kerk. Festus Hommius was geen kniesoor, geen extremist, doch een gematigd man. Maar hij had scherpe ogen en een behoorlijk reukorgaan. Voordat de beroemde Dordtse synode tegen de Remonstranten samenkwam, schreef hij, die later in het moderamen van de synode opgenomen is, ter voorbereiding van de vergadering een soort overzicht van de remonstrantse en andere dwalingen, die in de periode van vóór de Dordtse synode in de Nederlandse kerken de kop opstaken. Het heette: Specimen Controversiarum Belgicarum, etcetera. Van dat geschrift verscheen een door Johannes van Lodensteyn bezorgde Nederlandse vertaling, onder de titel: MONSTER | |
[pagina 337]
| |
Al waer onder elcken Artijckel bygevoecht zijn Nadat op bl. 94 van deze vertaling is afgedrukt de tekst van artikel 27 der Nederlandse Geloofsbelijdenis, geeft dan Festus Hommius op bl. 95 en 96 enkele aanhalingen uit geschriften van mensen, die hij bestrijden wil, en die hij aandient als voordragende valse gevoelens, mensen, die de synode zal hebben te verwerpen. Omdat zij strijden tegen de bestaande belijdenis. Onder het opschrift: TÉGHEN DESEN ARTIJCKEL SCHIJNT GHELEERT TE WORDEN,laat hij dan volgen wat hier staat afgedrukt (dat zijn dus allemaal door hem als ongereformeerd aangediende gevoelens): 1. Dat tot de alghemeyne Kercke mede behooren, vele, die gheen kennisse van Christo hebben, ende de welcke over sulcx hare salicheydt, van dien eenen Iesu Christi niet en verwachten. | |
[pagina 338]
| |
Item. pag. 183. Vele vrome Heydenen, hebben heerlicke getuychnissen ghehadt / vanden innerlicken ende gheestelicken waren Godtsdienst. | |
[pagina 339]
| |
Van Episcopivs. Disp. priv. de eccles. Thes. 10. Wy doen hier by / twelck nochtans daer uijt [namentlich / dat elcke kercke can afvallen] nootsaekelicke volcht / dat de gheheele ende algemeyne Kercke op der Aerden afvallen can. Tot zover wat hij aandient als verwerpelijk, wijl strijdend met artikel 27. En nu volgen de artikelen 28 en 29 van onze Belijdenis: Weer worden die letterlijk afgedrukt (bl. 97-99). Daarna komen weer de door Hommius saamgelezen afwijkende gevoelens. Op bl. 99, onderaan, staat weer dat opschrift: TÉGHEN DESEN ARTIJCKEL SCHIJNT GHELEERT TE WORDEN,waarna we deze collectie van ongereformeerde gevoelens krijgen: 1. Datter gheen merckteeckenen ghevonden connen worden, ofte niet noodich en is datse ghevonden worden, om door deselve tot kennisse der ware Kercke te gheraecken. | |
[pagina 340]
| |
werck des Leeraers / dan der Kercke / ende niet soo noodich / als profijtelick / tot stichtinghe der selver / nae dat de Schriftuere allen ende elck eenen te lesen bevolen is / op dat een yghelick van hem selven daer uyt leere soo vele hem van noode is. Tot zover onze aanhalingen. We voegen er geen woord aan toe. Slechts één vraag: Er zijn tegenwoordig mensen, die een christelijke encyclopedie of overeenkomstige lectuur gaarne naspreken in lofredenen op Festus Hommius, en die wekelijks opwekken tot trouw aan het overgeleverde pand, enzovoort, maar die briesend worden, en van extremisme spreken, als iemand zegt wat Hommius hier zegt, en ongereformeerd noemt, wat dit moderamenlid van Dordrecht ongereformeerd noemt. Soms zelfs roepen zij om een samenspreking met kerkscheurders, omdat zij de geestesgesteldheid (!) niet langer dragen kunnen van mensen, die veroordelen wat Hommius veroordeelt. De vraag die ik heb, is deze: weet gij wel, van welke ‘geestesgesteldheid’ de door u zo hoog geprezen vaderen zijn? Als ge het niet meer eens zijt met de belijdenis, zeg het dan maar rustig. Maar doe niet langer alsof de belijdenis in naam der belijdenis moet worden losgelaten. |
|