| |
De dagbladpers is een verschrikking, niet door dat wat ze zegt, maar door wat ze verkeerd zegt. Eén foutieve redactie van één bureau-tje, en ze drukken allemaal maar na, wat hun is voorgezet, meestal met fatale verkorting. Zo wisten we, dat al die verhalen over ‘Grootegast’, die in de dagbladen circuleerden, onjuist waren. Maar als de mensen onrustig zijn gemaakt, gaan de dagbladen zich haasten naar een volgend punt. Thans geven we de lezing van ‘kerkvisitatoren’ in de classis Grootegast:
Inzake het in ‘Kerknieuws’, d.d. 12 maart 1949 opgenomen artikel onder het hoofd ‘Een conflict in de Geref. Kerk onderhoudende artikel 31 K.O. te Grootegast-Lutjegast’, moge de volgende rectificatie dienen.
Enige keren hebben in het verleden samensprekingen plaats gehad tussen de Gereformeerde Kerken van Grootegast, Kornhorn en Opende enerzijds en de Chr. Geref. Kerken van Kornhorn en Lutjegast anderzijds in het Zuidelijk Westerkwartier van de provincie Groningen.
De laatste maal, eind nov. '47, besprak ds. Th. Hoff, Geref. pred. te Grootegast, het ‘Rapport’ van de Chr. Geref. Synode 1937. Verschil van mening bleek natuurlijk over het goed recht van de ‘Vereniging van 1892’. De inleider bracht naar voren, dat ‘1892’ niet het struikelblok mocht zijn voor een eventuele vereniging van Geref. en Chr. Geref. De conclusie van die avond luidde in dezelfde geest. Voorts werd als verschil genoemd in de loop van de vergadering het punt der prediking. Besloten werd op 10 jan. 1948 nogmaals te vergaderen. Ditmaal zou de uitnodigende kerkeraad de Chr. Geref. Kerk van Lutjegast zijn, welke ook zorg zou dragen voor een inleider over dit onderwerp. Later is meegedeeld, dat deze vergadering verzet moest worden naar eind januari. Nog later naar begin februari. Daarna is niets meer gehoord.
| |
| |
In de boezem van de Geref. Kerkeraad van Grootegast bleek verschil van mening met betrekking tot de Chr. Geref. Kerk.
Ten bewijze hiervan diene onder meer: a. dat in een leesdienst door een der ouderlingen een Chr. Geref. preek werd gelezen; b. dat een tweetal ambtsdragers de Schooldag te Apeldoorn bezochten: c. dat een ouderling tegenover Kerkvisitatoren verklaarde: ‘Wij zijn eigenlijk Chr. Geref. en ds. Hoff niet’.
In nov. 1948 werd aan de Gemeente een nieuw tal voor de verkiezing van twee ouderlingen en één diaken bekend gemaakt.
Een broeder uit de Gemeente heeft toen persoonlijk aan de aftredende diaken van T. (welke stond op het tal voor ouderling) geschreven onder meer: ‘U sprak toen uit, dat de kerk, waarvan u lid is, en welke u dient, in het bijzondere ambt van diaken niet de ware kerk is. Volgens u was dat de Chr. Geref. Kerk. Toen u die uitspraak deed, ben ik geschrokken. Temeer omdat u uw houding verklaarde met het gezegde: “Ik zie dit als een tussenschakel naar de Chr. Geref. Kerk en ik wil meerderen wakker maken teneinde straks naar de Chr. Geref. kerk over te gaan”. Ik hoop en bid dat u van gedachten is veranderd opdat ik mij zonder bezwaar kan conformeren aan uw candidaatstelling. Ook ik wens vereniging met alle ware Christgelovigen, zowel uit de Chr. Geref. als de Synodaal-Geref. en Herv. Kerk’. Hoewel deze broeder met zijn bezwaar niet bij de Kerkeraad kwam, werd deze zaak toch aanleiding tot een bespreking, eerst in de Kerkeraad en daarna in de Kerkeraad met Kerkvisitatoren, daar er verschil van mening openbaar werd over de ware en de valse Kerk. Kerkvisitatoren spraken uit, dat wij geen andere binding in onze Kerken hebben dan die aan de Heilige Schrift en de Drie Formulieren van Enigheid en dat daarom iemands opvattingen ten aanzien van de Chr. Geref. Kerk geen reden kan zijn om hem van het tal voor ambtsdrager af te voeren, maar dat iemand, die een ambt aanvaardt, moet kunnen beloven, dat hij zijn ambt met alle trouw en toewijding zal bedienen.
Daar br. v.T. deze belofte aflegde en tevens verklaarde dat hij, wat de pogingen tot vereniging met de Chr. Geref. Kerk betrof, in de kerkelijke weg zou blijven, waarmee ook de andere broeders instemden, hebben Kerkvisitatoren dienovereenkomstig geadviseerd en was deze zaak, naar hun mening tot een oplossing gebracht. Hun advies luidde aldus: ‘...gelet op de verklaring van br. v.T., dat hij zich bewust is de ware kerk van Christus te Grootegast thans als diaken te mogen dienen en dat hij ook gewillig is bij eventuele verkiezing, dit als ouderling te doen en dat hij inzake de pogingen onzer Kerken om tot eenheid te komen met de Chr. Geref. Kerken, die kerkelijke eenheid alleen wil zoeken in de kerkelijke weg en niet zonder voorafgaand advies van het kerkverband, van oordeel dat geen redenen aanwezig zijn waarom br. v.T. zou moeten vragen van het dubbeltal voor ouderling te worden afgevoerd of dat hij door de kerkeraad op het dubbeltal niet zou mogen worden gehandhaafd’.
Zij hebben meteen de broeders opgewekt om nu ook met volle kracht de zaak van kerkbouw, waaromtrent aan de Classis reeds advies en medewerking was gevraagd, te behartigen.
Nadien is echter gebleken, dat de betreffende broeders niet met dit advies instemden, waardoor weer andere en grotere moeilijkheden ontstonden. In deze situatie heeft de Praeses met medeweten van de Kerkeraad, zich tot de Kerkvisitatoren gewend, met als gevolg een derde samenspreking, nadat de leden van de Kerkeraad desgevraagd verklaard hadden, geen overwegende bezwaren tegen hun aanwezigheid te hebben.
| |
| |
Tijdens deze samenspreking hebben de broeders zeer beslist en duidelijk uitgesproken dat zij de Chr. Geref. Kerk beschouwen als wettige kerk sedert 1892, hetgeen onder meer kan blijken uit uitdrukkingen als deze: ‘De vrijmaking is de eerste stap, nu nog een stap verder en wel naar de Chr. Geref. Kerk’; ‘Wij zijn vrijgemaakt om ons te voegen bij de Chr. Geref. Kerk’. Een der broeders wilde zelfs zijn ambt gebruiken om de Gemeente aldus in te lichten dat zij zich moet voegen bij de Chr. Geref. Kerk. Verder weigerden zij nog steeds hun volle medewerking te verlenen aan de zaak van kerkbouw. Na ernstig vermaan zagen kerkvisitatoren zich genoodzaakt tot het geven van het volgende advies:...‘gehoord de verklaring van br. K.: a. dat de “Chr. Geref. Kerk” sedert 1892 is wettige kerk; b. dat de vrijmaking van de door ons gewraakte Synodebesluiten daarom niets anders mag bedoelen dan dat men zich voegt bij die kerk; c. dat hij dat laatste nog steeds ziet als zijn roeping van Christus' wege; d. dat hij daarom niet kan beloven met al zijn kracht in het ambt mede te werken aan de opbouw en bloei van de Geref. Kerk, waarvan hij tot heden lid is in volle rechten; hebben gemeend op grond van het vorenstaande de Kerkeraad voornoemd te moeten adviseren, dat deze aan br. K. op diens verzoek ontheffing uit het ambt van ouderling verlene’. Daar broeders B. en v.T. zich met broeder K. eens verklaarden, werd door de kerkvisitatoren het advies gegeven deze beide broeders niet te handhaven op het tal voor ouderling. Deze adviezen, gegeven 6 december 1948, werden door al de (vijf) kerkeraadsleden aanvaard. De Kerkvisitatoren hebben deze adviezen gegeven, daar gebleken was dat deze drie broeders hun standpunt ten aanzien van de Chr. Geref. Kerk lieten beslissen bij al hun practische ambtelijke arbeid. Niet hun ‘ligging’, maar hun practische houding gaf de doorslag. Daar is ten aanzien van broeder K. van
schorsing geen sprake, maar in dit geval een verantwoorde ontheffing uit het ambt, temeer omdat hij zelf ook zulks verzocht had. En afvoeren van het tal zal men evenmin een schorsing kunnen noemen. De broeders B. en v.T. hebben hun ambtsperiode ook ten volle uitgezeten.
De broeders B., K. en v.T. zijn 19 december officieel op hun instemming met de op 6 december gegeven adviezen der kerkvisitatoren teruggekomen en zijn met een tweetal bezwaarschriften naar de Classis Grootegast gegaan, welke vergaderde op 27 januari 1949, in welke bezwaarschriften zij laakten de houding van de Praeses en die der Kerkvisitatoren. De classis Grootegast heeft de handelingen van de Kerkeraad en de Kerkvisitatoren met algemene stemmen volledig goedgekeurd.
14 februari 1949 hebben deze broeders met hun gezinnen, en nog enkele andere leden, zich aan de gemeenschap der Kerk onttrokken, hoewel op de Classis door hen gezegd was dat zij zich zouden wenden tot de Part. Synode. Op 22 februari daarop hebben zij zich officieel aangesloten bij de Chr. Geref. Kerk van Lutjegast, hoewel de Kerkeraad op 21 februari deze broeders en zusters nog heeft uitgenodigd tot een vergadering met de Kerkeraad, zo nog een laatste poging doende de dreigende definitieve breuk te voorkomen. Er bleek bij hen geen behoefte meer te zijn tot een samenspreking.
Waarschijnlijk komen we volgende week op deze aangelegenheid terug. Er ‘zit’ nog wel wat ‘copie in’.
|
-
voetnoot**)
- De Reformatie, 26 maart 1949 e.v.v., 24e jrg. nr. 26, 27, 28, 32, bl. 215 v.v. (Kerkelijk Leven, 4 artt.). In de titels is, ook in de volgorde, enige wijziging gekomen, omdat het voorlaatste artikel is weggelaten. Dit geeft nadere bijzonderheden over de plaatselijke geschiedenis.
|