‘gemeente’ en ‘ambtelijke regerende vergadering’, en daarna tussen individueel en sociaal element invoert (terwijl de geloofsinhoud altijd een sociaal element is, omdat hij in formule gebracht is door de belijdende gemeenschap), en over de belijdenis hier zwijgt, achten we het niet uitgesloten, dat hij in den volzin ‘ik geloof’ het oog heeft op de geloofshandeling.
Nu menen wij, dat geloof altijd inhoud heeft, en dat dus elke geloofshandeling een geopenbaarden inhoud tot geloofsinhoud maakt.
Maar wat ons hier bezighoudt, is dit:
in de kerk als kerk, dat wil zeggen als vergadering, als ‘synagoge’, niet Satans, doch Gods, komt de individuele handeling van het geloven niet anders dan als individuele aansluiting bij een ‘sociale’ beslissing ter sprake.
Want niet de geloofshandeling, afgezien van zijn inhoud is in de kerkvergadering ‘substantie’, of ook ‘vorm’, doch de geloofsinhoud. Die geloofsinhoud is in de gemeenschappelijke belijdenis omschreven, en met die belijdenis betuigen de gedoopten, ‘tot hun wasdom gekomen’, in te stemmen; hetzelfde geldt van wie van buiten af inkomt.
En nu komen we weer naar het fijne puntje: die belijdenis verkrijgt in de kerkvergadering de functie van wat dr. Volger noemt ‘den vorm’ der kerk en ‘de ambtelijke regeringsdaad’ der regerende vergadering. In de belijdenis, die accoord van gemeenschap tussen de plaatselijke kerken is, en waarnaar ook in de plaatselijke kerken de leden worden gemeten (met behoud van haar appellabel zijn aan de Schrift) en die bovendien verdisconteerd is in de Kerkenordening, hebben we dus wel degelijk een ‘vorm’ der kerk te zien (het woord ‘vorm’ laten we nu even onweersproken). En deze noemt dr. Volger van secundair belang, en wij onzerzijds niet.
Wie in betrekking tot de vergadering der gelovigen (de kerk is zelf die vergadering) de belijdenis naar voren brengt, kan niet het geloof een overeenkomstige plaats toekennen. En die is meteen áf van de voor de vergadering der gelovigen niet ter zake doende onderscheiding van individueel en sociaal element in de kerk (dat wil zeggen de vergadering). Wat in het geloof der individuele kerkleden werkelijk zou omgaan buiten de belijdenis (stel, dat zo iets mogelijk is), dat heeft voor de vergadering geen bepalende betekenis.
Want de vergadering der gelovigen, die geschiedt wel in en op geloof, doch, omdat geloof naar buiten komt in belijdenis en wandel, geschiedt zij als vergadering in gemeenschap en op accoord van belijdenis. Wij moeten, o zeker, wel altijd over het geloof spreken,