dan zou ik deze laatste bewering zó moeten lezen en verstaan, dat een kerk kán bestaan zonder functionering van het ambt der gelovigen. En dit smaakt mij niet. Want ik geloof met den Catechismus, dat het onmogelijk is, dat wie Christus door een levend geloof ingeplant zijn, niet zouden voortbrengen vruchten der dankbaarheid, dat wil zeggen functies van hun ambt.
f) Het is daarom, dat ik meen te mogen zeggen, dat dr. Volger zelf niet voor zijn stelling door het vuur wil gaan.
D. Nu, dat zou ik zelf ook niet willen. Want het ambt der gelovigen is in de kerk het primaire. We bedoelen ‘primair’ niet in den zin van ‘meer belangrijk’, doch in den zin van ‘eerstkomend’. Eerst zijn er gelovigen, en pas daarna komt er een kerkeraad, die belast is met de regering. En omdat de kerkregering toebetrouwd wordt aan mannen, ‘vol des Heiligen Geestes’, die evenwel voor de eerste maal worden aangewezen door de gelovigen, en die belijden moeten, dat zij wettig van de gemeente Gods en mitsdien van Hem zelf tot dit ambt geroepen zijn, daarom keren we de stelling van dr. Volger om. Hij zegt, dat het ambt der gelovigen functioneert door het ambt der kerkregering. Liever keer ik het om: het ambt der kerkregering functioneert door middel van het ambt der gelovigen. Niet, dat het daarin opgaat, of, eenmaal in werking getreden, afhankelijk ervan is in dien zin, dat het regeren ophoudt regeren, bevelen, tuchtigen te zijn. Maar wel in dien zin, dat Christus, die de ambtsdragers-van-regering aanstelt, zijn roeping van de bedienaars van dit bijzondere ambt laat geschieden door de roeping van de gemeente.
E. Maar juist daarom houdt elk ambt zijn eigen recht. Zou het tot regeren geroepen college zijn taak verwaarlozen, dan kan en moet het ambt der gelovigen weer zijn rechten hernemen, inclusief zijn recht-van-initiatief; zo bijvoorbeeld in tijden van inzinking en dus van nodige reformatie.
F. Om die reden is het mijns inziens ook niet juist te zeggen, dat de kerk er kan zijn zonder regering. De kerk wordt altijd geregeerd, bijvoorbeeld door het ambt der gelovigen. De regering zal in normale tijden geschieden door het bijzondere ambt. Maar is dat er nog niet, of is het tijdelijk non-actief, bijvoorbeeld doordat de kerkelijke ambtsdragers verstrooid zijn, in tijden bijvoorbeeld van kerkvervolging, dan is er toch een zekere regering. Geen ‘gewone’, geen ‘normale’, maar dan toch een regering; en die kan soms krachtiger zijn dan die van de bijzondere ambtsdragers, die tot regering geroepen zijn.
G. Ook zulk een regering zal dus ambtelijk zijn, We komen dan