De Kerk. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling III)
(1965)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdDe pluriformiteit van de kerk in verband met de oecumeniciteit IIZonder volledigheid te zoeken, willen we tegenover de mening van dr. Volger gaarne de onze plaatsen; we hopen daarbij den aard van ons blad niet uit het oog te verliezen. Beginnen we met stelling 1. Die luidt aldus: ‘Het begrip “Pluriformiteit der kerk” impliceert de eenheid en de enigheid der kerk, en bedoelt de openbaring der kerk in velerlei vorm. Daarbij is de substantie van de kerk het primaire en de vorm van de kerk het secundaire.’ Tot zover stelling 1 van dr. Volgers betoog. Het blijkt uit het vervolg, dat dr. Volger voor zichzelf gelooft aan ‘de pluriformiteit’. We hebben daarom bovenstaande stelling zó te verstaan, dat dr. Volger hier niet zegt, wat ‘men’ zo al pleegt te verstaan onder het begrip ‘pluriformiteit’. Hij neemt het woord op in eigen spraakgebruik en verklaart dan, hoe men het woord recht kan verstaan. We vinden dat jammer. Niet, dat we dr. Volger er een verwijt van | |
[pagina 255]
| |
maken; want zijn onderwerp was niet de vraag, óf er pluriformiteit is, en zo ja, wat men precies daaronder te staan heeft; hij kon, gezien de keus van zijn onderwerp, uitgaan van het geloof in de pluriformiteit, en dan deze in verband zetten met de ‘oecumeniciteit’. Maar toch zal voor óns de vraag van belang blijven: wat is pluriformiteit der kerk? Kan men haar als begrip aanvaarden? Bestaat ze inderdaad? Nu zegt dr. Volger: het begrip ‘pluriformiteit’ impliceert (dat is: sluit in zich) de eenheid en de enigheid der kerk. ‘Eenheid’ en ‘enigheid’; inderdaad is daar verschil tussen te maken. We behoeven er nu niet dieper op in te gaan. Maar we vragen: zeker, het BEGRIP pluriformiteit sluit de eenheid en enigheid der kerk in; want het BEGRIP is opgebouwd in dezer voege: men zegt: er is een (verborgen) ‘wezen’, dat nu in onderscheiden ‘vormen’ zich openbaart. Maar het kan mij betrekkelijk weinig schelen, wat een BEGRIP inhoudt. Ik zie óók kans, een boom op te zetten over het ‘BEGRIP’ spook, het begrip ‘afgod’, het begrip ‘vorm’ en het begrip ‘natuur’, of ook ‘wezen’. De vraag evenwel is thans niet wat een begrip als begrip inhoudt, maar of dat begrip klopt op de werkelijkheid, en of het aanwendbaar is, in dit geval, op de kerk. Het begrip ‘uniformiteit’ is er óók nog. En ik zie kans, het zó uit te leggen, dat dr. Volger, met behoud van al zijn huidige opvattingen, verklaart: top, daar zijn we het samen over eens. Hij zal in dat geval moeten erkennen, dat het wel wat vreemd is, zowel de pluriformiteit als de uniformiteit der kerk te leren; of ánders zal hij terecht komen, waar ik hem en mezelf hebben wil: bij de erkenning namelijk dat we het woord niet kunnen hanteren zonder eerst te vragen: wat bedoelt u ermee, wat is het kerk-‘wezen’, en wat is de kerk-‘vorm’, en waarom wilt ge nu vasthouden dat de éne kerk veel vormen heeft? Onze lezers zullen misschien niet allen even gemakkelijk verstaan, waar ik heen wil. Ik begrijp dat, en ik wou ze toch vasthouden. Want de pluriformiteitsleer is bezig, de kerk van alle kanten te ondermijnen, en dat in een tijd, waarin de goddeloze staat al minder van de staatspluriformiteit wil weten, en daarom al bewuster ons naar de keel grijpt. We willen daarom, om velen lezers de lectuur te vergemakkelijken, een voorbeeld nemen. Als dr. Volger eens een verzoek kreeg (uit Amerika, Rusland biedt geen kans), een verzoek om te spreken over de pluriformiteit van den staat in verband met de oecumeniciteit? | |
[pagina 256]
| |
Wel, ook dán zou hij van wal kunnen en moeten steken als volgt: ‘Het BEGRIP “Pluriformiteit van den staat” houdt in (impliceert) de eenheid en de enigheid van den staat, en bedoelt de openbaring van den staat in velerlei vorm. Daarbij is de substantie van den staat het primaire en de vorm het secundaire.’ Tot zover zou niemand hem kunnen tegenspreken; want een begrip is nu eenmaal een begrip. Maar ik wilde hem toch wel eens horen over die pluriformiteit van ‘den’ staat. Ik denk, dat zowel de één of andere filosoof als Wyszynski de oren zouden spitsen; en dat de één zou zeggen: ‘knap werk’, en de ander ‘veto’. Hij zou dat veto eerst laten verstommen, als alle ‘staten’ van heden waren ondergebracht onder Rusland. Dit dan gezien als moderator van den wereldstaat. Als het zó laat in de wereld was, dan zou Wyszynski zeggen: praat nu maar rustig over de pluriformiteit van den staat, want nú ben ik het er mee eens. NU, nu alle staten deel-staten (maar ze zijn ‘provincie’ geworden, hoor) van de Sowjet-unie zijn: je vindt er allerlei rassen en culturen in, maar de pluriformiteit van ‘den’ staat ken ik slechts binnen den waren staat. Net zoals - maar dat weet Wyszynski niet - Greijdanus al jaren geleden als dominee in Friesland schreef: pluriformiteit der kerk, best, maar dan binnen de ware kerk. Meneer, daar heb je negers en kaffers, en boeren en burgers, en Javanen en Califoniërs, daar heb je alles en nog wat, maar het valt binnen de kerk, en die is de ware, ze is met andere woorden kerk en geen onzichtbaar ding in de lucht. Dr. Volger zal me niet kwalijk nemen, dat ik den staat erbij haal: ik denk nog altijd dat niet voor niets de kerk met een ‘polis’, een staat, vergeleken wordt en dat door den Bijbel, en niet alleen door SchmidtGa naar voetnoot*). Eén van beide: dr. Volger moet geloven aan een ‘wezen’ staat, dat in verscheiden vormen van ‘staten’ ‘openbaar’ wordt, en kan dan veilig zeggen, dat die ‘staat’ of dat ‘staatswezen’ één en enig is. Hij moet dien ‘staat’ dan in een andere wereld zetten, zo iets als waar Plato zijn ‘ideeën’ in opborg. Maar die ‘staat’ bestaat nu eenmaal nergens. Je ziet alleen maar ‘staten’ in de concrete werkelijkheid; en die zijn heus geen ‘vormen’ van eenzelfde staatswezen, want ze zitten elkaar, juist wat die ‘vormen’ betreft, lelijk in het haar. Niet anders staat het met de kerk. Ik kan ook wel lyrisch doen | |
[pagina 257]
| |
over ‘de’ kerk, en ‘het’ kerk-‘wezen’, dat ik dan in de lucht zet. Maar dat ding bestaat niet. Het is een filosofending; hier in de werkelijkheid heb ik te maken met een concrete kerk. En als dr. Volger nu bedoelde: die éne kerk, die dat en dat adres heeft, wel daar nemen ze negers aan en blanken, polemisten en irenici, mannen en vrouwen, intellectuelen en krullenjongens, en die zingen samen hun psalm en offeren voor de zending en zo, dan zou ik het woord ‘pluriformiteit’ niet verder curieuselijk onderzoeken; ik zou zeggen: laat dien term maar lopen. Maar ik zie verscheiden kerken, die elkaar nog al eens in de haren vliegen. En nu wou ik wel eens weten, of die allemaal ‘openbaring’ zijn van een verborgen ‘wezen’? Eén ding staat vast bij voorbaat: openbaringen van éénzelfde wezen kunnen elkaar nooit tegenspreken. Als de kerken dus inderdaad openbaringsvormen van eenzelfde ‘wezen’ zijn, dan kunnen ze elkaar niet tegenspreken, TENZIJ IN DINGEN, DIE MET HET ‘WEZEN’ NIETS TE MAKEN HEBBEN. Dat is nummer één. En hier is nummer twee: omdat de VORMEN van eenzelfde wezen elkaar niet kunnen tegenspreken (wijl hun onderscheid geen tegenstelling is), daarom kunnen die kwesties, die de kerken verdeeld houden, nimmer kwesties van den KERKVORM zijn. Tenzij men zegt: nu ja, ze lijken elkaar wel tegen te spreken, maar, meneertje, de schijn bedriegt: ‘ja’ en ‘neen’ zijn eigenlijk hetzelfde. Dr. Volger meent den ‘vorm’ het secundaire te mogen noemen. Ja, ik weet niet of hetzij Aristoteles, hetzij Plato daarmee genoegen zou nemen, en het kan me ook zo veel niet schelen. Ik dacht, dat een ‘wezen’, zoals dr. Volger dat zich denkt, niet buiten ‘vormen’ kan, en vind in dat geval die ‘vormen’ helemaal niet secundair. Kan dat niet blijven rusten? vraagt een ongeduldig lezer. Ik antwoord: neen. Want als de kerk een vergadering is, wel, is dan de substantie der vergadering primair en de vormen der vergadering, zijn die secundair? Ik wou het nog eens hebben over dat begrip: ‘OPENBARING VAN DE KERK’. Spreekt dr. Volger ook over: ‘openbaring van den staat’? Met andere woorden: gelooft hij aan een ONZICHTBARE STAAT, die dan zichtbaar wordt in VORMEN van den staat: den Russischen, den Laplandsen, den Deensen, den Abessijnsen? Ik hoor het graag, want ik zit er mee. Gelooft dr. Volger ook aan een ONZICHTBARE VERGADERING? Een vergaderings-‘wezen’, dat in verscheiden vergaderings-vormen openbaar wordt? | |
[pagina 258]
| |
Ook daar zit ik mee, want ik heb een confessie, die me zegt, of liever, waarin ik met dr. Volger zeg, dat de kerk een VERGADERING van gelovigen is. Nu wou ik weten, of ik moet geloven aan een pluriformiteit van de vergadering, bijvoorbeeld van soldaten, zó, dat de substantie der soldatenvergadering het primaire en de vorm het secundaire is. Ik denk weer aan Wyszynski en hoor hem zeggen: veto. Ik geloof, dat Hare Majesteit het ook gezegd heeft, vooral in Londen. Dit artikeltje is, geloof ik, helemaal niet geleerderig. Maar ik wou mijn lezers dan ook brengen tot hún ‘veto’. Ze moeten dat andere veto in de gaten houden; de einden der eeuwen zijn op hen gekomen, en ook daarom is het onderwerp van een pijndoende actualiteit. |
|