De Kerk. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling III)
(1965)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdDe pluriformiteit van de kerk in verband met de oecumeniciteit IGa naar voetnoot*)Hier volgen de stellingen van dr. W. Volger, Ned. Herv. Predikant te Amsterdam, die dienst hebben gedaan als leidraad voor discussie over bovengenoemd onderwerp op het zesentwintigste congres van de Calvinistische Studenten-beweging, gehouden in 1948 te Lunteren. Dr. Volger was zo vriendelijk, ons toestemming te geven tot publicatie in ons blad, waarvoor wij hem mogen danken.
1. Het begrip ‘Pluriformiteit der kerk’ impliceert de eenheid en | |||||||
[pagina 252]
| |||||||
de enigheid der kerk, en bedoelt de openbaring der kerk in velerlei vorm. Daarbij is de substantie van de kerk het primaire en de vorm van de kerk het secundaire. 2. Aangezien er geen zaligmakende kerk bestaat, maar de zaligheid verbonden ligt aan het geloof in Jezus Christus, moet het voornaamste accent niet gelegd worden op de vorm van de kerk, maar op de geloofsinhoud van de kerk. 3. Bij het kerk-begrip moet onderscheid (geen scheiding) gemaakt worden tussen kerk (gemeente) en ambtelijke vergadering, die de kerk regeert. Een kerkregering is niet te denken zonder kerk, een kerk kán bestaan zonder kerkregering. Nadruk op de kerkregering doet de kerk uit het oog verliezen, stelt het ambt eenzijdig in de regering, en ziet voorbij, dat alle gelovigen ambtsdragers zijn. Het ambt der kerkregering heeft een onlosmakelijke band met het ambt der gelovigen, dat functioneert door middel van het ambt der kerkregering. 4. In de kerk is een individueel (IK geloof) en een sociaal (ik GELOOF) element. De kerk is steeds een meervoudige samenstelling (Mattheüs 18:20), een vergadering van ware Christen-gelovigen (Art. 27 N.G.B.), wier taak het is, profeet, priester en koning te zijn (Vr. 32 H.C.) 5. Het begrip ecclesia in Mattheüs 16:18 en 18:17 is een algemene omschrijving van die zelfstandige gemeenschap, die in tegenstelling staat met de synagoge, haar centrum heeft in Christus, haar fundament in de Messiaanse belijdenis, en haar levensprincipe in de Heilige Geest; dit is de oecumenische kerk, die als geheel aan de delen vooraf gaat, en in de delen zich manifesteert. 6. In overeenstemming met het bestaan van één ecclesia is er één evangelie, dat zaligheid aan en voor mensen verkondigt. Om dit evangelie tot de mensen te brengen, past God zich bij de mensen aan: het evangelie wordt gebracht in menselijke taal, als een voortzetting van de vleeswording van het Woord, en wordt al verder op de Pinksterdag, ter wille van de mensen, die velerlei talen spreken, in velerlei talen vertolkt. Zoals de profeten in het Oude Testament door verschillende aanleg in verschillende omstandigheden het ene Woord Gods pluriform hebben gebracht, zo brengen ook de apostelen in het Nieuwe Testament het ene evangelie pluriform. 7. De accommodatie Gods bij de verkondiging van het evangelie | |||||||
[pagina 253]
| |||||||
wordt in de geschiedenis openbaar in de pluriformiteit der kerk. Deze pluriformiteit wordt theoretisch erkend door bepaalde onderscheidingen als:
Uit de tijd der Reformatie is bekend de onderscheiding tussen ecclesia visibilis en ecclesia invisibilis. De Roomse kerk heeft onderscheid gemaakt tussen corpus ecclesiae en anima ecclesiae. Bij deze theoretische pluriformiteit is gekomen de praktische door het ontstaan en voortbestaan van verschillende kerkformaties. 8. De eenheid tussen de kerkformaties mag niet gezocht en gevonden worden in het formele, als bij de Roomse Kerk (ubi papa, ibi ecclesia), of als bij de Nederlandse Hervormde Kerk (het geheel is de som van de delen), of als bij de landskerken (cuius regio eius religio), maar in het aanwezig zijn in de kerkformatie van de door Christus gestichte en bedoelde ecclesia. 9. Kerkformaties, waarin oecumenische ecclesia vorm en uitdrukking heeft gevonden, zijn één in Christus en hebben deze eenheid te erkennen in een consensus, zo in Christus en met elkander oecumenisch levend. Al zou er maar één kerkformatie zijn, waarin de oecumenische ecclesia vorm en uitdrukking heeft gevonden, dan leeft deze formatie oecumenisch, is één en algemeen (katholiek): het geheel is zichtbaar geworden in het deel. 10. De moeilijkheden bij de oecumenische beweging ten opzichte van de pluriformiteit liggen niet in de theoretische onderscheidingen, maar in het opkomen en voortbestaan van principiële, fundamentele verschillen, die ontstaan door afwijkingen van de oecumenische ecclesia. 11. De maatstaf voor de beoordeling of een kerkformatie oecumenisch is of niet, of in haar de oecumenische ecclesia zich manifesteert of niet, ligt in Mattheüs 16:18 (V.). 12. Bij de geloofsverschillen is onderscheid te maken tussen articuli principales et minus principales. 13. De kerkformaties hebben, daar zij als leden van het geheel voor elkander verantwoordelijk zijn, elkander te onderzoeken op haar overeenstemming met de oecumenische ecclesia, om, luisterende naar | |||||||
[pagina 254]
| |||||||
het woord: ‘Hetzij dat één lid lijdt, zo lijden al de leden mede’ (I Corinthe 12:26), bij afwijking van de oecumenische gestalte elkander daarop te wijzen, teneinde de afwijkende kerkformatie tot de oecumenische gestalte terug te brengen. 14. Samenspreking tussen de kerkformaties is geen erkenning van elkanders bijzonder gevoelen, maar de poging om een ieder nader te brengen tot steeds zuiverder manifestering van de oecumenische ecclesia. 15. De hoop, dat de kerkformaties in deze bedeling uniform zullen worden, moet, gezien de historische ontwikkeling, als fictief worden opgegeven. 16. De eenheid van hen, die in Christus zullen geloven, zal komen; Christus' bede staat daarvoor garant (Johannes 17:20, 21). Maar ook in het huis met de vele woningen zal het leven niet uniform, maar pluriform zijn.
Tot zover dr. Volgers stellingen. Ze schijnen ons duidelijk en concreet en bieden dus een uitstekend uitgangspunt voor een ‘gesprek’, waarin mening tegenover mening kan gesteld worden. Daar hopen we ons dan ook in enkele artikelen toe te zetten. |
|