De Kerk. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling III)
(1965)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdDs. Bos over het adresseren van de valse kerkGa naar voetnoot*)We spraken met ds. BosGa naar voetnoot**) over hetgeen hij zonde en extremistisch noemde: dat was naar zijn eigen woorden dit, dat men bij ons mensen heeft die in de huidige situatie ware en valse kerk kunnen adresseren. | |
[pagina 232]
| |
Ook op dit punt wil ik gaarne verklaren, dat ds. Bos thans een beter geluid laat horen dan aanvankelijk. Maar we zijn er nog niet, en hopen, dat de aanvankelijke winst van onze polemiek zich zal doorzetten, als we verder gaan. Ds. Bos komt nu goedkeurend mij tegenover afgewezen ongenoemden plaatsen. Voor die ‘eer’ ben ik niet gevoelig, want ik wil niet staan tegenover mijn broeders, als ik niet weet, wie bedoeld zijn, en welke volledig geciteerde uitlatingen ds. Bos op het oog heeft. Laten we eerst noteren wat rustgevend is: Ik ben van harte dankbaar, dat ik me in dezen niet in u heb vergist, en het is me een vreugde te kunnen zeggen, dat ik het in hoofdzaak volkomen met u eens ben, inzake ‘de ware en de valse Kerk’. Immers in uw derden brief aan mij verklaart u ten dele art. 29 van onze Gel. Belijdenis. U zegt, dat ‘ware Kerk’ betekent ware vergadering van gelovigen, en, ‘valse Kerk’, valse vergadering van eveneens gelovigen, al sluit het in meer of mindere mate (gaan) ontbreken van de door de Belijdenis aangegeven kenmerken der ware Kerk, acuut het gevaar in zich, dat het geloof gaat inzinken, en zullen de gevolgen daarvan niet uitblijven, en zich wreken, vooral bij het nageslacht. Dit is de hoofdzaak, en, nogmaals, hierin ben ik het van harte met u eens. Dit onderschrijf ook ik, van a tot z. | |
[pagina 233]
| |
meen ik ook, dat wij, voorzover het aan ons ligt, alles moeten doen, om de schapen van den Heere Jezus, die nog niet in den stal zijn, waar Hij ze hebben wil, te trekken, te zoeken, gedrongen door de liefde van Christus. Versta ik dat goed, en ik geloof niet, dat ds. Bos' woorden van deze week anders kán uitleggen, dan ik nu ga doen, dan is ds. Bos thans met mij bezig de ware kerk heus te adresseren in de huidige situatie. Hij zegt, en laat ons daarvoor danken: de ware kerk in Nederland is thans te adresseren daar, waar men prof. Greijdanus heeft laten preken en dopen en avondmaal houden, en cand. Schilder en ds. Van Dijk, en ds. Bos, enzovoort. Nu moeten tot DEZEN stal de schapen vergaderd worden, hoor ik. Goed zo. Maakt u vrij van tiranniek u opgelegde zonden, laat ze u niet opleggen, en toont dit heden, de iure en de facto. Maar - legt de woorden: ‘in aanvang’ niet verkeerd uit. Waar of vals zijn is wat anders dan waar-zijn-in-aanvang, dan wel vals-zijn-in-aanvang. Waar is: overeenkomstig de kenmerken, die de belijdenis naar de Schriften stelt voor de vergadering der gelovigen; en vals is, wat tegen die kenmerken ingaat. Als een ware kerk (ware vergadering) van die kenmerken door decisieve beslissingen (een afzetting bijvoorbeeld) afwijkt, dan wordt ze vals. En als een valse vergadering voortgaat in het oude spoor, wordt ze meer en meer openbaar als vals. Een valse vergadering zal de gelovigen, die ze op het moment, toen ze de vergaderingsnormen ging vervalsen, nog in zich hield, meer en meer hinderen, ‘ergeren’, dat wil zeggen tot een aanstoot zijn, in en door die valse vergaderingsnormen; want valse vergaderingsnormen PREDIKEN en GEBRUIKEN is valse LEER invoeren en opleggen. Die valse leer nu zal doorwerken; en ze zal de gelovigen, die men eerst nog bij elkaar hield, reeds in het eerste, en verder nog sneller in de volgende geslachten meer en meer doen inslapen, zodat de stem van den Goeden Herder (Vergaderaar!) niet meer wordt gehoord. Een valse leer aangaande het kerkrecht is in de gevolgen even erg als de ‘afgrond van het nestorianisme’, waarover dr. Hepp destijds zo aandoenlijk, maar onwaar inzake de feiten, wees, toen hij zijn collega Vollenhoven vals betichtte; even gevaarlijk als arianisme, en wat dies meer zij. Alle ketterij begint met een valsen wisselstand: aanvankelijk wijkt de trein maar een klein beetje af, enkele centimeters slechts, maar straks komt die trein kilometers ver van het doel af. En dan: ‘dynamisch’! Weer zo'n geleerde term. ‘Dynamisch’ is een lievelingswoord van ‘BEWEGINGEN’, die ‘PARTIJEN’ | |
[pagina 234]
| |
(met klare leer- en beginseldistinctieven) in den ban willen hebben (denk aan de nazi's). Daarom is ook elke opgewonden ‘beweging’, die de nuchtere maatstaven uit het oog verliest, en die de gestelde ambten wil doorbreken of omzeilen, dynamisch. Maar dynamiek, die de statistische grootheden (belijdenis, ambt) negeert, is ZONDE. Zo is ds. Bos' ‘dynamische’ actie mét de heren ToornvlietGa naar voetnoot*) (en indirect dus ook met de H.H. Ridderbos - Den Hartogh) verkeerd dynamisch, want ze negeert den ordelijken weg; we zijn wel vrijgemaakt om het bijzondere ambt op zijn ereplaats te houden, en om de afgevaardigden bescheidenheid te leren, maar niet om hetzij dat bijzondere ambt, hetzij die afgevaardigden te negeren. Helemaal niet. Natuurlijk kan het ‘statische’ verkeerd zijn, ook bij ons. Men stelle dat dan in den ordelijken weg ‘aan de orde’, dat wil zeggen via kerkeraden, classis, synode. Maar die doorbrekings-affaire van Toornvliet-Bos is vals dynamisch, onordelijk, en dus af te wijzen. De machten achter Toornvliet willen ‘dynamisch’ onze gelederen doorbreken: dat is alles. Straks zeggen ze in synode weer: wees ‘statisch’, meneer! Ds. Bos vervolgt, ziende op ‘de schapen van den Heere Christus’: En waar wij hen, dank zij de deputaten-ellende, schriftelijk niet benaderen kunnen, mondeling moeten trachten te bereiken, op zulk een wijze, dat uit al ons spreken blijkt, dat we hen erkennen als (dwalende) schapen van Christus, dat we bereid zijn samen te bidden; opdat het gebed van Christus om de eenheid der Zijnen al meer zijn verhoring vindt. | |
[pagina 235]
| |
reformatie niet verzwakt, gelijk heel duidelijk blijkt uit wat art. 29 zegt over ‘degenen, die van de Kerk (de ware) zijn’. De adressering van den valsen, onechten stal, wordt dus veel moeilijker. Hierbij moet naast naarstigheid ook grote voorzichtigheid in acht genomen worden. Dat klemt bijzonder in een overgangstijd, als welken wij thans beleven, want ook het ‘valse kerk’ zijn of worden is dynamisch. Ook hierin openbaart zich een groeiproces, en het verband van Kerken zegt lang niet alles. De Kerk is voor alles plaatselijk. Van die ‘deputaten-ellende’ als kwalifikatie van HEEL den deputaten-handel geloof ik niets. De deputaten hebben onzerzijds goed gehandeld; de anderen weigerden. Dat moeten zij weten. Maar wij behoeven op hun weigering van goede en noodzakelijke werken niet voort te bouwen; we mogen het ook niet. De deputaten-Ridderbos kunnen nog bijdraaien, al vermoed ik, dat we hun de kans niet lang meer zullen mogen laten. Maar van ons stuk afgaan, dat mogen we niet, omdat we de SCHAPEN der kudde niet overlaten aan kwaden handel. We verfoeien hun ‘mala administratio’. In het vervolg van zijn artikel merkt ds. Bos nu op, dat er PLAATSELIJK kerken zijn, die wel tot het valse instituut behoren, maar niettemin geen ‘valse stallen’ (voor de schapen) zijn. Maar dat is een onjuiste, wijl onvolledige redenering. Alle plaatselijke kerken der synodocratie hebben publiek horen zeggen: wie zwijgt, wordt geacht, in te stemmen. Punt één. En óók: ge moet minstens drie jaar lang alles doen, wat de synode beveelt, óók al meent ge dat het ingaat tegen K.O. of Schrift. Punt twee. Nu, als ze ware stallen zijn, we blijven in het beeld van ds. Bos, dan zullen ze op beide punten zich vrijmaken van die synodocratische belasting, want ze hadden ALS PLAATSELIJKE KERKEN vrijwillig met de andere het verband aangegaan op de twee-zijdige AFSPRAAK van art. 31 K.O. (niet uitvoeren, wat contra Schrift en K.O. besloten werd). Als ze nu die afspraak breken, en scheurmakers dus worden - zie art. 31 K.O. - en óók hun preekstoel ontzeggen aan wie de Heere er op toelaat, dan zijn ze ook plaatselijk althans gedurende dien tijd valse vergaderingen geworden. Ze worden weer ware, als ze zich officieel bekeren tot de trouw aan de afspraak, die voor het kerkverband is aangegaan: art. 31. Ds. Bos haalt er de door hem verworpen leuze ‘kerkverraderlandverrader’ bij te pas. Mijns inziens vergeet hij hier, dat blijkens de woorden die leus ziet op PERSONEN. Maar we spreken nu over ware en valse VERGADERINGEN. Er zijn IN de valse vergaderingen personen, die de zaak niet door hebben, al is dat hun | |
[pagina 236]
| |
schuld. Maar we spreken nu over de valse VERGADERINGEN. Overigens: toen Judas zijn Meester verried, heeft hij ook de nieuwtestamentische kerkordening verraden; en het diaconaat, en het presbyterie, en de missie, en alles. Voorts spreekt ds. Bos over een conclusie, die ik ‘schijnbaar’ verwerp; dat blijve rusten; we kunnen den tijd beter gebruiken door te spreken over wat niet schijnbaar, doch in werkelijkheid door mij gezegd is. Wat het ‘verabsoluteren’ der kerk betreft: ds. Bos zegt, dat hij dit daar ziet, waar men ‘meent klaar te zijn’. Nu meen ik, dat dit een ethische ketterij is (‘we zijn klaar’). En ook geloof ik, dat de snelste weg, om tot deze ethische oerketterij te vervallen, de leer der pluriformiteit as: met haar quiëtisme als gevolg. Ik zou dus maar niet zo gauw met Toornvliet in zee gaan: die gelooft er aan, en zijn synode zei: nu we die groepsmensen kwijt zijn, is de pluriformiteitskwestie niet meer actueel!...Maar we behoeven niet meer hier er over door te praten: ik zie onder ons niemand, die meent klaar te zijn. Ik zie wel velen, die zeggen: vooruit, maar in het goede spoor, en met mensen, die zich inspannen in en tot de gehoorzaamheid. En als ds. Bos spreekt over mensen, die niet met de nodige ‘bewogenheid’ de scheur zien, of de grenzen trekken, dan zij geantwoord: bewogenheid is goed, voorzover de GEEST ons beweegt. De Geest - en niet ons misverstand, onze goede bedoeling. De vraag is dus maar weer: welke maatregelen van orde zijn door de Schrift geeist? die zijn ook verstandig. Wie naar de Schrift handelt, is van den Geest bewogen; anders deed hij het niet. Ds. Bos zegt: we moeten gaan staan naast hen, die dwalen. Hen bidden, de zonde na te laten. Dat vinden we allemaal, denk ik. Maar dan ga ik niet staan naast een man als ds. Toornvliet. Die moet zich eerst eens spenen aan het voeren van een pen, die stelselmatig de waarheid verwringt. Want zo ik met hem, terwijl hij weer voor een jaar geannexeerd is door zijn consortium (van dr. Ridderbos c.s.) om tegen ons te strijden, en het verzoek van ds. Bos, om het strijden te staken, heel duidelijk in den wind slaat, op één platform ga staan, dan stel ik hem voor als een die helpt, en zie, hij werkt alleen maar tegen. De brochure ds. Bos is dan ook doodgelopen op den naam Toornvliet. Toen we dien naam lazen, toen wist ons volk meteen genoeg. Die man naast ds. Bos, wel, dat was, als we het woord ‘tactiek’ gebruiken, de onverstandigste zet, dien men ginds heeft uitgehaald. | |
[pagina 237]
| |
Een wonder? Welneen: hoe langer men ginds om de hete brij heenloopt, hoe meer de dwaasheid gediskwalificeerd wordt van haar kinderen. Men heeft ds. Bos meegekregen voor een ogenblik in een doelstelling, die hem zelf vreemd is; laat hem terugkomen, en eens tot alle conferentiegangers zeggen: het spijt me, maar ik staak: alle dingen moeten eerlijk en met orde geschieden. In Oosterbeek zullen nu twee sprekers de vraag inleiden: WAT ONS TOT SCHEIDING DREEF. Ziet ds. Bos niet, hoe dwaas dat is? ‘ONS’ heeft niets tot scheiding gedreven; alleen maar tot het verwerpen van valse eisen heeft de goede gehoorzaamheid aan de K.O. gedreven, niet tot scheuring. En wat moeten die twee sprekers verder over die vraag, als ware zij nog een open vraag, referaten houden? Laat ze de Acta nemen, daar staat het (tenminste voorzover het niet eruit weggewerkt is). En in de Rapporten staat het; en in zúlk materiaal. Als ze dan geduldig en getrouw de kritiek op deze officiële stukken toetsen, dan doen ze goed werk. Maar dat refereren over de oorzaken met problematische tekening van wat al lang nuchter en koud ligt vastgesteld in ‘de stukken’, dat is koren op den molen van dr. Ridderbos; die schrijft ook al een paar jaar over theorieën en achtergronden, en hij moest het hebben over de bindend verklaarde formules en over de na de binding gevolgde procesgronden. Wie de aandacht van de officiële stukken afleidt, die vergadert de schapen niet, maar helpt in feite hun verstrooiers.
***
We komen naar het einde. We zijn ditmaal toch blij met de polemiek, omdat we geloven, dat ze eindelijk wat winst bracht. We hebben wel eens gezucht: moet het al weer? maar soms geeft de Vader der geesten toch ook weer wat ontspanning, doordat er eindelijk wat opklaring komt. Want, als ik ds. Bos goed begrijp, dan zit bij hem de zaak vast op dat moment van den OVERGANGSTIJD in het debat. Ik vermoed eigenlijk, dat hem door het hoofd speelt, wat ik me herinner uit de ‘Asser catechisatiesGa naar voetnoot*); in het verslag staat daar niets van, maar het | |
[pagina 238]
| |
kwam er wel in het debat ter sprake. Graag wil ik ds. Bos zo ver mogelijk tegemoet komen. Inderdaad zei ik in Assen, en herhaal ik hier: de grenzen van de kerk-republiek (beeld van Bastingius o.a.) liggen geen ogenblik vast. Christus vergadert elken dag, ‘dynamisch’, zou ds. Bos zeggen, immers door Geest en Woord; en zeer vrijmachtig; maar dan door zijn geschreven Woord, bediend door het vaste ambt; en dát is dan weer ‘statisch’. Is nu ergens, zo heb ik gezegd, een massale gehoorzaamheidsacte ontstaan, door nieuwe vrijmaking van zonden, dan wordt elke bestaande formatie opgeroepen daarmee te rekenen, en daarnaar zich uit te strekken. Doet zij dat niet, dan verzandt bij haar de stroom, en kan God tot de anderen gaan. Nooit mogen WIJ de schuld dragen, als kinderen Gods buiten ONS instituut blijven; dat moet HUN schuld zijn. Elke nieuwe reformatie brengt een bestaand instituut in de crisis. Welnu, dat meen ik nog. Maar juist daarom wacht ik op daden van gehoorzaamheid ‘aan den anderen kant’. ALS DIE KOMEN, ds. Bos, DAN zal ik onder hen moeten zijn, die zeggen: nu komt de ‘vrijgemaakte kerk in de crisis’. Daarom durf ik ook niet van mijn kant de Chr. Geref. kerken laten liggen. Oud nieuws, oud nieuws. Maar zolang ze ongehoorzaam blijven, zeg ik: houdt wat ge hebt. Opdat niemand uw kroon neme. Een overgangstijd is er pas, nadat ze ginds schriftelijk hun kerkelijke bekering hebben vastgesteld - NIET EERDER. En ik loop niet om de ambten en de deputaten en de synode heen. En als vrijgestelde ongehoorzaamheidsapologeten (Toornvliet) me willen annexeren voor een manoeuvre, die ik misschien niet gauw doorzie, dan zeg ik: pas op: het gaat om de kerk, en laat hen en mij bekering zoeken, dat wil zeggen: leven naar het Woord alleen. Van een reformatie heb ik ginds sinds 1944 niets gezien; wel heel veel van doorgaande deformatie. Helaas, de grenzen onzer kerken zijn nog niet in de crisis gebracht door een revival. |
|