De Kerk. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling III)
(1965)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 221]
| |
Wereldraad van Kerken en AntichristGa naar voetnoot*)Zonder in chiliatische dromerijen te vervallen, heeft de gereformeerde kerkmens in de laatste jaren zich meer en meer bezig leren houden met het laatste bijbelboek, 't Gold jaren lang als het moeilijkste; en ik geloof, desondanks, dat we verhoudingsgewijs er in den laatsten tijd dichter bij gekomen zijn dan bij de andere boeken der Schrift. Over heel de linie is de Schriftstudie opgeleefd; en de gereformeerde grondprincipes voor de uitlegging der Schriften hebben met name in zake de Openbaring van Johannes polemisch ons doen staan tegenover anderen, die in hun methode van uitlegging van dit laatste bijbelboek tegen die principes ingangen. Maar, ging zulk een antithetische bijbelbeschouwing vroeger niet steeds gepaard | |
[pagina 222]
| |
met positieve winst voor ons zelf, in den laatsten tijd is hierin verandering gekomen. Met name de arbeid, dien prof. Greijdanus aan de uitlegging van dit boek ten koste gelegd heeft - van het begin zijner ambtelijke loopbaan tot het einde toe, in drieërlei vorm, in hoofdzaken steeds zichzelf gelijk - heeft de vorming van een algemene opinie omtrent de betekenis der profetieën van dit boek in de hand gewerkt. Met name inzake den Antichrist was dit nodig. Hoewel Greijdanus' exegese van bepaalde gedeelten der Apocalyps bij hem sterker dan bij iemand anders uit den gereformeerden kring heenwijst naar het wereldfenomeen, dat Roomse kerk heet, is toch door Greijdanus' invloed de gedachte, als zou de antichrist de paus van Rome zijn, als veel te lichtzinnig gebroken. Ons volk heeft den antichrist weer leren zien als opkomende uit de ‘volkeren-zee’, en samenhangende met een universele wilsvorming, die zelf zou steunen op, en vergezeld zou gaan van een massa-suggestie van het Wereld-Ministerie der (valse) Profetie. En zó kwam het, dat er in dezen ‘apocalyptischen’ tijd ook onder ons weer velen zijn, die zich met gescherpten blik van bijbel naar krant en van krant naar bijbel wenden; vooral, als ze lezen van ‘doorbraak’, en van ‘volken-unie’, en van het verdwijnen der soevereiniteit bij de gratie Gods (men oefent juist de zó aangediende soevereiniteit uit ‘met’ of ‘door’ anderen, of draagt ze gedeeltelijk over aan een combinatie van machten; de soevereiniteit is in beginsel al losgelaten). En als de U.N.O. (Organisatie van Verenigde Naties) zich gaat bemoeien met de ‘opvoeding’ (en alzo komt tot de U.N.E.S.C.O.), dan letten zij te scherper op, deze bijbel-lezers; zij realiseren zich, dat we in de vijftig jaar, die verlopen zijn tussen Wilhelmina en Juliana, ook in dit land, dat niet veel meer te vertellen heeft, den antichrist als het ware tegemoet gesneld zijn. In een circulaire van een boekhandel las ik onlangs, dat het maar goed was, dat er binnenkort wéér een boek van een barthiaan over het barthianisme kwam; want als nu al tussen barthianisme en antichrist verband gelegd werd door den Reformatie-redacteur, wel, dan moest er toch ook eens precies verteld worden wat het barthianisme isGa naar voetnoot*). Vermoedelijk zullen juist de volzinnen van Barth, waar alles | |
[pagina 223]
| |
op vastzit, niet worden uitgeplozen. Maar we vragen: is doorbraak niet een typisch programpunt van wie de massa niet meer wil laten denken uit de oude schemata, de oude dilemmatiek van ja en neen? Hebben niet de mystieken én de anti-mystieken (Barth c.s.) zich tenslotte daarin verenigd? En zal niet een doorbraak door de oude fronten heen het snelst werkend middel moeten zijn voor de antichristelijke concentratie ener alle soevereiniteit aan den ‘wereldwil’ ontlenende uiterste macht? Aan deze dingen dacht ik terug, toen ik onlangs in een artikel van H. Bordeaux, secretaris van The American Council of Christian Churches (Amerikaansen Raad van Christelijke Kerken) de mededeling trof, dat dr. W.A. Visser 't Hooft, barthiaan, en secretaris van den ‘Wereldraad van Kerken’, promotor dus van de ‘oecumenische beweging’, in een toespraak tot de in Oslo gehouden conferentie van Jonge mensen, de verzekering gegeven heeft, dat, indien maar eenmaal de Wereldraad van Kerken haar vollen wasdom zou bekomen hebben, ook organisatorisch, en contact zou gemaakt hebben met de krachten van den Internationalen Zendingsraad in een algemene commissie, deze commissie dan zou trachten, te worden toegelaten tot de Verenigde Naties als een organisatie van ‘klasse B’. De heer Bordeaux legt terecht hierbij den vinger. Hij zegt: de verbeten strijd der modernisten tegen hen, die het zuivere evangelie nog prediken, ontving in Amerika nog pas een duidelijke illustratie in het optreden van den Federalen Raad in de Verenigde Staten van Amerika. En, zo voegt hij eraan toe: die strijd neemt nu wereld-afmetingen aan. Men wil van zulke commissies, als hierboven bedoeld, oprichten in binnen- en buitenland. Wat de zending betreft - zouden dan de bestuurders van zulke aan de U.N.O. onderworpen comités kunnen uitmaken, wie wél en wie níét zouden toe te laten zijn tot een bepaald zendingsveld, waar kerken konden opgericht worden en waar niet. Wij voor ons geloven dat dit menens is: we zien reeds bepaalde bij den zendingsarbeid te passeren instanties zoveel mogelijk in deze richting werken. Heel de wereld maakt zich gereed voor de laatste concentratie; en de idee der decentralisatie wordt dan ook prompt prijsgegeven door ‘Baarn’, het door Bavinck en geestverwanten bestuurde ‘zendingscentrum’ der synodocraten. Dat zulke grootscheepse organisaties niet buiten de politieke spanningen kunnen blijven, zal ieder duidelijk zijn. Religie en politiek | |
[pagina 224]
| |
hangen ten nauwste samen. Pseudo-religie doet dus hetzelfde, maar stuurt natuurlijk in politiek verkeerde richting. En de oecumenische beweging, gelijk ze uitkomt in den Raad van Kerken etc., laat zich hierin niet onbetuigd. Een bewijs hiervan vindt men aangehaald in het orgaan ‘Christian Beacon’ (XIII, 13, van 6 mei jl.). Daar staat een artikel in onder den titel ‘Rampant Pacifism’, hetgeen zo iets kan betekenen als: Pacifisme door dik en dun. De ‘Federale Raad van de Kerken van Christus in Amerika’ (Federal Council of the Churches of Christ in America) heeft door middel van zijn uitvoerend comité een ‘Program voor den Vrede’ gepubliceerd. Het is, en dat zegt niet zo'n klein beetje, aangeboden aan President Truman. Dr. Walter W. van Kirk, een leidend pacifist, heeft bij gelegenheid van het daartoe gebrachte bezoek aan den Amerikaansen president het woord gevoerd. De tekst van dit Program voor den Vrede staat in extenso opgenomen in hetzelfde nummer van genoemd blad. Er staan bijzonder duidelijke uitspraken in. Het volk moet niet in een oorlog toestemmen. Oorlog kán vermeden worden. Het volk dient van de kerk weer een getuigenis te vernemen omtrent Gods rechtvaardige liefde tot ALLE MENSEN en aangaande de realiteit van een Christelijke wereld-vriendschap. Van de grote antithese schijnt men hier nooit gehoord te hebben, van het zetten van vijandschap tussen Christus en Antichrist evenmin. Verder wordt uitvoerig gesproken over Rusland; zijn agressie wordt toegeschreven aan allerlei fouten bij niet-Russen hoofdzakelijk. En de ethiek van de tegenover Rusland aan te nemen houding wordt grotendeels beheerst door de in dit stuk beweerde goedgezindheid van Stalin en de zijnen. Het laatste zinnetje van het lange stuk loopt uit op de bewering, dat God door Christus alle mensen tot zich zoekt te trekken gelijk Hij ook wil trekken tot vriendschap onderling. Alle mensen. Terecht plaatst de redactie van Christian Beacon hier allerlei vraagtekens. Met name bij de passage, waarin gezegd wordt, dat, als maar de andere landen Ruslands economische inzichten volgen, Rusland niet zal aanvallen. Erger naïveteit kan men zich moeilijk indenken. Als zelfs de Benelux-landen hun economische aaneensluiting niet willen volbrengen zonder ‘culturele’, en als ‘culturele penetratie’ tegenwoordig meteen betekent ‘religieuze’, en als ‘religieuze’ wil zeggen ‘politieke’, dan kan niemand zich wijs maken, dat Russische economie, kwam ze tot heerschappij, zou blijven staan bij | |
[pagina 225]
| |
economie, en niet zou doorstoten tot ‘culturele’ totalisering, ook inzake de religie. Geef Rusland zijn zin, en ge krijgt geen oorlog, zo luidt het positieve advies. En het negatieve: geen oorlog, ook geen preventieven. Dat de Wereldraad van Kerken het pacifisme (lees de weerloosheid) in de hand werkt, en door begunstiging van het socialisme het communisme in de hand werkt, is duidelijk. Geen wonder, dat tegen dit anti-gouvernementele politieke drijven van christelijken naam voerende pacifisten-oecumenici in Amerika verzet rees. Tegenover het manifest der bovengenoemden heeft de American Council of Christian Churches, bijeen te Atlanta, 6-9 mei jl. zich uitgesproken. In zijn Program for Freedom and Peace heeft het geconstateerd, dat het program der anderen gebaseerd was op de principes der pacifisten, en Rusland in de kaart speelde, door een politiek van weifeling en onzekerheid tegenover Rusland aan te bevelen. Het geeft getuigenis, dat tegenover Rusland dezelfde beginselen zijn te verdedigen als tegenover Hitler. In tegenstelling met het hierboven geciteerde manifest met zijn leuze van ‘geen verzoening met de oorlogsidee’ stelt dit Program de leus van ‘geen verzoening met het communisme’. Het communisme, aldus dit een klare taal sprekende manifest, is niet in compromis te brengen met een of ander systeem van vrijheid. Het is een misverstand, als men den indruk wekt, dat het communisme dezelfde sociale doeleinden nastreeft als het Christendom. Tot in details daalt dan het manifest af. De hulp aan West-Europa is niet bestemd om dat gedeelte van Europa open te breken voor het socialisme, doch om het de kans te geven zich te verdedigen tegen Rusland. Wachten op een tweede Pearl Harbour heeft geen zin: en het volk wijs te maken, dat Rusland stil zit, evenmin. Daarom is het gevaarlijk, als in den naam van de christelijke kerken een socialisme gepredikt wordt, dat in feite het communisme bevorderlijk is. Aldus dit Amerikaanse contra-getuigenis. Ons doel met het verhaal van deze dingen is niet in politieke details te treden. Daarvoor ware dit artikel veel te kort. Want beide memoires halen veel meer overhoop, dan wij in deze korte samenvatting laten doordringen tot de lezers. Voor ons doel is het reeds voldoende, indien onze lezers weten: 1) dat de zogenaamde oecumenische beweging zich ten dienste stelt van politieke machten, die van de grondgedachten der Schrift en der christelijke belijdenis zich meer en meer losmaken; | |
[pagina 226]
| |
2) dat het streven der linkse en opdringende synodocraten, die ‘oecumenisch denken’ identificeren met ‘groots’ en ‘fors’ en ‘dapper’ denken, derhalve vrij dom is, en van een gevaarlijke naïveteit; 3) dat het tijd wordt, dat diegenen, die aan de christelijke belijdenis vasthouden, een ontmoeting in wereldverband gaan organiseren. Niet in kerkverband; want dát kan eerst geschieden, indien over de kwestie der belijdenis ingrijpender gesproken ware dan thans het geval is. Maar in een contact van ontmoeting en verkenning en hulpverlening, mede ter bestrijding dergenen, die onder den christelijken en kerkelijken naam een wereldpolitiek steunen, die de kerk naar den afgrond voert, door in de kaart van haar vijanden te spelen. O neen, we zeggen niet, dat in zulk een debat de dilemma's principieel zuiver gesteld zijn. We leren niet: Rusland is verkeerd, en dus is Amerika goed. Een wereldpolitiek van het natuurrecht is even gevaarlijk als het communisme met zijn evolutionistische of andere achtergronden. De grenslijn loopt voor ons besef anders dan tussen: rood en anti-rood, communist en anti-communist. Maar, als ‘rood’ en ‘communist’ geholpen wordt door de ‘kerken’, dan passen we op. En blazen verzamelen. |
|