De Kerk. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling III)
(1965)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdGeef ons een kerk, en bewaar ons voor de secteGa naar voetnoot*)Men kan den laatsten tijd wel eens de verzuchting horen: nu zijn ‘ze’ (hier spreekt de geest van den synodocratischen opponent), of: nu zijn ‘we’ (hier spreekt de medestander) vrijgemaakt, en kijk, toch kan er in die vrijgemaakte kerk toch nog dit en dat gebeuren. Men laat broeder Zó, of dominee Zús maar begaan, en toch waren die mis in oorlogsdagen. Men laat Ouderling Dézen of Diaken Génen maar ongemoeid en toch denken die over de samenwerking met christenen van allerlei slag anders dan ik het doe. En soms denkt men erbij: heeft iemand, die zijn stem daartegen niet verheft, vergeten scherp te zijn? Nu, deze week was er iemand, die den naam heeft, nog al eens scherp te kunnen zijn, in een gezellige samenkomst met drie dominees en voorts ouderlingen en anderen. En ook daar werd zo iets vragenderwijs gemompeld: wordt er niet te veel getolereerd, en is het niet te veel: mondje toe? De aangesprokene heeft toen in vollen ernst geantwoord: we hebben een kerk met heel wat rare lui erin, mezelf inbegrepen; en die kerk hebben we in 1944 zien veranderen, toen ze ons eruit wierp, maar vergeten we toch vooral niet, dat we God zouden gedankt hebben, als al die rare lui, die nu achtergebleven zijn bij de rovers en de wolven, zich met ons hadden vrijgemaakt; en zoudt ge dan willen zeggen: henen uit, gijlieden? Immers neen? Of: niet meer erin? Immers neen? Ook hier lijkt me zo'n herinnering niet kwaad. Van niemand (want men zou nog misverstand krijgen ook) zeg ik: ziedaar een rare man. Ik neem aan, dat wie grondig anders denkt dan ik, mij een barbaar (een ‘rare man’) is, maar ook ik aan hem. We moeten daar niet zo van staan te kijken, want Paulus in I Cor. 14 heeft het over een kerk, waarin de een den ander een barbaar wordt, dat wil zeggen een ‘rare man’, met ‘belachelijke’ lippen! Ons blad komt er in dit nummer in ‘Uit de Schrift’ op terug, want het is o zo leerzaam, wat Paulus daar zegtGa naar voetnoot**). | |
[pagina 218]
| |
Welnu, net zo min als ik aan dr. Ridderbos (H.N.) en zijn collega-propagandist van ‘De Strijdende Kerk’ het genoegen gun, den volke te suggereren, als waren we eigenlijk aan ons standpunt verplicht, bijvoorbeeld den heer Janse of diens medestanders uit de kerk te werpen (zie Brieven van de Reis)Ga naar voetnoot*), evenmin gun ik mijn medebroeders de smarten van eenzelfde verdwaalde logica. Ik wil hier ronduit verklaren, dat ik vandaag zou huiveren, als alle (weer volkomen anders ‘gelegerde’) dominees en andere kerkleden van de synodocraten zonder radicale verandering op bepaalde punten met mij in één kerkverband leefden; want we zijn sinds 1944 hard uit elkaar gegroeid, en ze doen daarginds al dwazer, sedert God ze overgaf aan den waan, die in dat jaar hen bracht tot hun zonde; en de linksen, die eerst geen kans kregen, zetten nu machtelozen als dr. Dijk rustig aan den kant. Maar ik wil eveneens ronduit verklaren, dat ik, voorzover het aan mij lag, niemand hunner had mogen onttrekken aan onze ambtelijke verzorging, indien zij anno 1944 zo wijs geweest waren, die van ons geschorsten en weggezondenen, alsnog te begeren. En evengoed als ik in het ‘oude’ verband geroepen was, om, áls er zich iets verkeerds voordeed in leer of leven, hierop in te grijpen langs den kerkelijken weg, evengoed ben ik daartoe verplicht in het ‘nieuwe’ (beter: het weer opgenomen) verband van ons vrijgemaakten. Maar dan eerst samen herbeginnen! Daarom: als iemand enige klacht heeft tegen een ander, laat hem die gerust ter tafel brengen, als het dan moet, en vooral zó, dat de geest van den klager den klager onderworpen blijft. Anders gaat onze geest met ons op hol, precies zo als hij met Ridderbos en Grosheide en Berkouwer op hol gegaan is, in 1944. Maar laat men niet zeggen: we willen een kerk hebben van gelijkgezinden-in-alles. We krijgen geen kerk van wedergeborenen, en geen secte van in alles gelijkgezinden. Maar een VERGADERING van gelóvigen. En als er excessen ons dunken te zijn, over en weer, wel, dan kan een langzaam en geduldig met elkaar spreken soms meer helpen dan een erop los slaan in de pers. Laat men niet vergeten: De Reformatie heeft ook vroeger niet maar ‘erop in gehakt’. De polemiek van toen is achteraf gebleken, HEN te bestrijden die in staat waren de kerk kapot te maken. Maar heeft gezocht naar behoud van wat uit één geloof wou leven. Zo is het nog. We willen geen optelsom van mede- | |
[pagina 219]
| |
sectaristen-van-ons, doch de kerk van medegelovigen-in-Christus. |
|