De Kerk. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling III)
(1965)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd‘Symbolen’ en ‘Kenmerken’ (II) (Antwoord aan dr. A. de Bondt)Ga naar voetnoot*)We zagen, twee weken geledenGa naar voetnoot**), dat tussen ‘symbolen’ en ‘kenmerken’ (ter onderscheiding van de ware tegen de valse kerk) volgens Calvijn-bestrijders van roomse zijde wel degelijk verschil gezien werd. Een ‘nota’ is (voor wie ze opmerken kan) altijd met- | |
[pagina 96]
| |
een een symbool, maar een symbool nog lang niet altijd een kenmerk (nota, van waar tegen vals). Een huwelijksring is symbool der huwelijkstrouw, maar op tijd thuis komen en vrouw en kinderen goed verzorgen, is kenmerk der huwelijkstrouw, tegenover echtbreuk, al of niet in beginsel. Doopshandelingen, avondmaalsceremoniën, gebeden, kerkgezangen zijn symbolen der kerk, maar recht gebruik van den doop, zuivere bediening van het avondmaal, gebeden overeenkomstig de vereisten van den Catechismus, kerkzangen waar het geloof in uitkomt, zijn kenmerken van de ware kerk tegenover het valse gezelschap van religiosen. Het zwaard is het symbool der gerechtigheid; maar de zuivere rechtspraak, het goed gebruik van het zwaard, is het kenmerk van de eerlijke rechtbank tegenover gangsters of ku-klux-klan. Feitelijk is dit alles reeds oude wijsheid. Een goed vriend herinnerde me aan de woorden, verleden week reeds ter sprake gebracht: signum (teken) en nota (ken- of merkteken). Aristoteles maakt ook al verschil, zo merkt hij op, tussen σημεῖον en τεϰμήϱιον. Het eerste woord wil zeggen: teken, symbool, signum, het tweede: bewijs, Merkmal. Uit het eerste (een symbool, een teken slechts) kan niet met stelligheid geconcludeerd worden, uit het tweede wel (Rhetorica, I). Vergelijk A. Calme-M. Gargon, ‘Algemeen Groot Naamen Woordboek van den ganschen Bijbel’, Leiden, II, 1727, 360: ‘In de kerktaal wordt Symbolum genaamt, hetgeen de stoffe van 't Sakrament uitmaakt: hetgeen men ziet, en voor ogen speelt. Zo is het water in den doop het Symbolum van den doop, en van de inwendige reiniging; en van 't Avondmaal is brood en wijn, het Symbolum van 's Heilands vleesch en bloed, dat wezenlijk daarin tegenwoordig is.’ Men zie ook Suicerus, Thesaurus Eccl.: σύμβολον (symbool) is een ‘indicium’, een ‘signum’ (σημεῖον) een teken, dat te zien is, zoals men soldaten onderscheidt van de vijanden; de theologen gebruiken het woord symbool voor de zichtbare tekenen bij de sacramenten, water in den doop, brood en wijn bij het avondmaal, en deze tekenen (symbolen) hebben betrekking op de betekende zaak (lichaam en bloed des Heeren). Sacramenten in het algemeen heten symbolen (Dionysius Areopagita, Maximus), ook de doop (Isidorus Pelusiota, Athanasius), ook het avondmaal (Theodoretus); ‘alle protestanten’ en ook, vóór kardinaal Petronius, al hun tegenstanders, vatten in deze richting de uitdrukking ‘mystieke symbolen’ op, aldus Suicerus. Om kort te gaan, symbolen der kerk behoeven nog geen ken- | |
[pagina 97]
| |
tekenen der wáre kerk te zijn, al zijn haar kentekenen, voor wie (nog eens) ze onderscheiden kan, meteen (voor zijn geestelijk oog waarneembare) symbolen. Een symbool kan iedereen zien, ook al kan niet iedereen zijn zin, zijn spraak, zijn tendens, zijn bewijskracht verstaan. Een kenteken daarentegen kan niet iedereen zien, dáárvoor is een geoefend oog nodig. Dat een instituut doopwater gebruikt (symbool) ziet ieder; of zij het récht gebruikt (kenmerk), dat ziet alleen wie er over meepraten kan. Als in de eerste gemeente wonderen gebeuren (symbolen), wonderen, die men van alle kanten zien en waarnemen kan, dan zijn die wondertekenen voor wie eenmaal in de pinkstergemeente de ware kerk ziet, symbolen, en voor hém meteen kenmerken (notae) der kerk, tegenover het Jodendom, dat op den Pinksterdag verlaten werd door den Heere, die vuurtongen gaf niet op de sanhedristen, maar op de vissers, die met den Nazarener geweest waren. Maar die wondertekenen zijn ‘zonder meer’ nog geen kénmerk der kerk; hebben later ook niet de secten ze gekend? en zal de antichrist niet wonderen en tekenen doen? en zijn er in Möttlingen geen al of niet werkelijke wondertekenen? Sporen der kerk zijn nog geen kentekenen; de voetstappen des Heeren kunnen ergens geweest zijn, maar Hij kan elders heen verhuisd zijn, om met Calvijn te spreken. Als de antichrist, de pseudoprofeet, wonderen doet, zal men kunnen zeggen: de symbolen der kerk zijn bij hem. Maar de kenmerken zijn er niet. Reeds Gregorius de Valentia, jezuïet, wees in die richtingGa naar voetnoot1). Dit heeft men te bedenken, ook bij de lezing van Calvijn. Bij hem zijn symbolen dingen, die men met de zintuigen waarnemen kan. Zo is de handoplegging een symboolGa naar voetnoot2). Als Elia zich over het dode kind van de weduwe van Sarfath uitbreidt (I Koningen 17:21) of als Paulus het doet ten aanzien van den jongen Eutychus, die uit het venster gevallen was en dood opgenomen was (Handelingen 20:10), dan is dat een symbool. Maar wie zal vandaag verlangen, dat een dominee met zijn gestorven kerkleden zo handelt, om straks, als het niet gelukt, te beweren, dat de kenmerken der kerk bij dien dominee afwezig zijnGa naar voetnoot3)? De zalving met olie bij zieken is een symbool, maar wie wil beweren, dat men à la Möttlingen daarvan een kenmerk’ (nota) der ware kerk dient te maken?Ga naar voetnoot4) Calvijn zelf waar- | |
[pagina 98]
| |
schuwt tegen zulke misvatting in betrekking tot het symbool der zalving met olie; men dient wel de kenmerken (notae) der kerk na te jagen, en te vertonen, anno 1940, maar dit symbool nietGa naar voetnoot5). Zo is de besnijdenis een symbool geweestGa naar voetnoot6), en al weer, de zalving met olieGa naar voetnoot7), en de ceremoniën zijn hetGa naar voetnoot8), en de sacramentenGa naar voetnoot9), en het doopwaterGa naar voetnoot10, alsmede het avondmaalsbroodGa naar voetnoot11). De doop is een symbool der reiniging; wordt hij opgenomen in een verband van leer en belijdenis, waarin wij hem dus recht tonen te gebruiken, dán wordt zijn recht gebruik kenteken (nota)Ga naar voetnoot12). Men moet trouwens bedenken, dat in Calvijns dagen het woord sacrament meer zichtbare tekenen aanduidde, dan hij ons tegenwoordig; zo is ook de paradijsboom, de boom des levens, symbool, hetgeen voor de sacramentsleer betekenis heeftGa naar voetnoot13). Wij dragen onze symbolen, zoals soldaten hun uniformGa naar voetnoot14). Het sacrament is een zichtbaar woord, daarom kan het ook symbool zijnGa naar voetnoot15). Op het zichtbaar-zijn komt het telkens weer aanGa naar voetnoot16); daarom hebben juist de ceremoniën (Israël, Rome) zo betekenisvolle plaats onder de symbolenGa naar voetnoot17). Rekent men nu met die gewone hantering van het woord ‘symbool’ bij Calvijn, en houdt men dus vol, dat wel de ‘kentekenen’ (voor den goeden verstaander) ‘symbolen’, maar ‘symbolen’ der kerk nog geen ‘kentekenen’ zijnGa naar voetnoot18), dan kunnen alle plaatsen, waarin Calvijn over ‘symbolen’ en ‘kentekenen’ der kerk handelt gemakkelijk worden gelezen. En dan zal men niet meer heenglijden over het toch werkelijk niet onbetekenende onderscheid, dat Calvijn in de bekende passage van Inst. IV, 2, 12 aanbrengt in zijn woordenkeus. Voor zover onder | |
[pagina 99]
| |
het pausdom nog ‘een stuk of wat’ (aliquot) ‘symbolen’ der kerk zijn overgebleven, wil hij daarin gaarne de sporen van Gods werk erkennen (net als wij allen het doen, wijl Gods verbond nimmer weg was). Maar de eigenlijke notae (de eigenlijke kenmerken), waarover Calvijn ‘voornamelijk’ gesproken heeft, en die het hart raken, en het kort begrip zijn van de kerkleer, die zijn er niet.
Eigenlijk begrijp ik niet, hoe dr. De Bondt, en ook prof. Hepp, in zijn adhesiebetuiging aan dezen medewerker, zich zo hebben kunnen laten gaan, door kalm te beweren, dat Calvijn de woorden ‘symbool’ en ‘kenmerk’ (nota) zonder enig verschil gebruikt. Dat dit misgezien moet zijn, blijkt nog hieruit:
a. Calvijn spreekt van ‘aliquot’ (een stuk of wat) ‘symbolen’ der kerk. Dat kan, als men symbolen opvat, zo, als wij hierboven hem hoorden doen. Maar wie spreekt er van ‘een stuk of wat kenmerken der ware kerk’? Wie, die met Calvijn ze eigenlijk tot twee herleidt: niet maar prediking, doch zuivere prediking; niet maar sacramenten, doch recht gebruik der sacramenten? Wil dr. De Bondt eens zeggen, hoe ik, als er maar twéé kenmerken der kerk zijn, kan zeggen, dat er ergens een stuk of wat zijn overgebleven? Bellarminus weet daar wél raad op, want die breidde het getal tot 15 uit. De gereformeerden hebben evenwel daar genoeg tegen gestreden. Het woordje ‘aliquot’ had dr. De Bondt en prof. Hepp moeten waarschuwen. Bij ónze opvatting van ‘symbolen’ heeft men er niet de minste moeite mee; bij Rome zijn nog doopwater, avondmaalsbrood, er gebeuren krachten, er zijn ceremoniën, enzovoort, enzovoort. Maar dat zijn geen kentekenen der ware kerk tegenover de valse; ook de secten hebben symbolen der kerk, doch haar merktekenen niet.
b. Calvijn zegt, dat bij Rome een stuk of wat van die ‘symbolen’ zijn gebleven, die een ‘efficacia’ hadden, dat wil zeggen een krachtdadigheid, een uitwerkingskracht, welke tot op het (vroege) jaar, waarin Calvijn zijn Institutie schreef, noch de Satan, noch de mensen konden verwoesten. Dat ziet natuurlijk op allerlei: er wordt nog gepreekt (symbool), hoewel niet recht, er worden nog ceremoniën gebruikt, die het Woord willen aandringen, er zijn nog dienende handelingen voor zieken, stervenden, enzovoorts. Het ziet op allerlei, en met name op den doop, zoals de Jezuïeten, die ik aanhaalde, bijzonder goed begrepen hebben; Calvijn wijst er onophoudelijk op, dat. God de Heere in de donkere dagen der Middeleeuwen Zijn verbond niet heeft laten liggen, Zijn wereld niet zó heeft laten ver- | |
[pagina 100]
| |
kommeren, dat er geen kerk en geen volk Gods meer zijn zou. Maar nu de Reformatie bezig is zich te voltrekken, nu dwingt God tot de grote Entscheidung. ‘Efficacia’, krachtdadigheid, krachtdadige werking, dat is een term, die men met name aan de ‘symbolen’ der kerk verbindt, en aan de sacramenten. Maar het recht GEBRUIK der sacramenten, daarover gaat het bij de ‘notae’ (kenmerken, merktekenen). Dat GEBRUIK der sacramenten heeft de Satan wel degelijk verwoest, en de mensen ook. Vandaar juist, dat Calvijn de symbolen der kerk weer redden moest uit de handen van Satan en mensen. Heeft dr. De Bondt, heeft prof. Hepp er ooit van gehoord, dat de kenmerken der kerk ‘efficacia’ hadden? Ik denk het niet. Slotsom: wat ik indertijd dr. De Bondt ‘op een briefje’ gaf, dat geef ik hem nog op een briefje. Hij leze Calvijn voorzichtiger, en prof. Hepp doe desgelijks. En bewere niet, zonder (eigen) bewijs. |
|