De Kerk. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling III)
(1965)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdVan Toorenenbergen, De Cock, Kuyper, dr. De BondtGa naar voetnoot*)Dr. J.J. van Toorenenbergen heeft in zijn ‘Bijdragen tot de verklaring, toetsing en ontwikkeling van de Leer der Hervormde Kerk’ (Utrecht, 1865, 213) deze stelling geponeerd: ‘De Roomse Kerk heeft zich door het concilie van Trente van de apostolische kerk gescheiden’. | |
[pagina 37]
| |
Met Van Toorenenbergen ben ik het lang niet altijd eens; dit zij vooropgesteld. Maar als in zijn verdediging zijner pluriformiteitsleer (en in de daartoe aangeboden ‘interpretatie’ van artikel 27 der Belijdenis) prof. Kuyper zich beroept op Doedes, dan mag ik in bestrijding van dr. A. Kuypers (en anderer, niet aller) pluriformiteitsleer wel eens in Van Toorenenbergen neuzen. Ik doe dat met een tikje jaloersheid, als ik bedenk hoe men onder ons tegenwoordig zijn best doet, den kerknaam voor Rome te reserveren, nog wel op vermeend gezag van Calvijn.
***
Van Van Toorenenbergen naar dr. A. de Bondt is de weg lang genoeg. Toch waag ik het er op, beide broeders naast elkaar te zetten. In ‘Credo’ namelijk heeft dr. De Bondt deze week een enkel woord gewijd aan de vraag, of Calvijn Rome al dan niet kerk noemt. In tweeërlei opzicht is dit artikel een vooruitgang. Primo moet men weten, dat het bestaan van ondergetekende door de lezers van gemeld orgaan deze week is ‘ontdekt’. Tot nu toe bestond ik voor het orgaan van prof. Hepp, althans in de binnenpagina, niet; hoogstens in Persschouw, in oratio obliqua alzo. In oratio recta werd ik wel bestreden, maar dan op een manier, die slechts voor ingewijden herkenbaar was. Thans heeft dr. De Bondt de methode van zijn redacteur met één slag veranderd. Wie weet, wat dat nog voor goeds opleveren kan! Dr. De Bondt is blijkbaar met mij van mening, dat de huidige meningsgeschillen, waarover prof. Hepp (geval - Feenstra) in de pers weer begonnen is, en anderen (prof. Kuyper, prof. Dijk enzovoort) hem zijn nagevolgd (voor wat het bespreken van dit thema betreft) in de pers een plaats hebben moeten. Hij vat althans het thema der pluriformiteit, dat prof. Hepp aansneed, weer op. Ook in dit opzicht is er dus tussen ons blad en dat van prof. Hepp overeenstemming. Wie weet, al weer, wat daaruit goeds voortkomen kan! Een vooruitgang dus, dit artikel. Ook om déze reden; dr. De Bondt zegt, dat het maar een kwestie van accent is, of Calvijn nu bekeken wordt op mijn manier, dan wel op die van prof. Dijk (en prof. Kuyper, voeg ik erbij). Dat staat er nu wel niet letterlijk zó, maar het ligt er toch in. Immers, prof. Dijk had geschreven (het was geen saamvatting, zoals dr. De Bondt meent, doch letterlijke aanhaling), dat Calvijn nimmer den naam van kerk aan Rome had ontzegd. Daartegenover had ik | |
[pagina 38]
| |
opgemerkt: hij deed het wél. Vóór ik nog klaar ben, ik mag dat wel, zegt nu dr. De Bondt: ‘wij geloven, dat het accent bij Calvijn anders valt, dan prof. Schilder het voorstelt’. Zou men niet verblijd zijn wegens den goeden voortgang van ons kerkelijk leven? Nog maar een paar weken geleden verkondigde prof. Dijk, voorstander ener pluriformiteitstheorie: Calvijn ontzegt nooit den naam kerk aan Rome. Thans komt in het orgaan van een anderen pluriformiteitsverdediger, prof. Hepp, het zinnetje voor (vrij weergegeven): nu ja, hij deed het wel, maar het accent is wat anders dan Schilder het legt. Al zou dit laatste nu ook werkelijk waar zijn, dan hebben we toch al heel wat gewonnen. Ook al spreekt men een volzin anders uit, met ander accent, hij blijft er dezelfde volzin om. Men kan dan voorts zijn geleerde-termenapparatuur te hulp roepen, en met dr. De Bondt er van maken: ‘niet zonder meer ontzegd’, of: niet ‘in absoluten zin’ ontzegd, - in elk geval is dat wat anders, dan dat men poneert: nooit ontzegd. We noteren dankbaar, dat in het blad van prof. Hepp met mij van gedachten gewisseld wordt over de vraag, ‘op welke wijze Calvijn den naam kerk aan Rome ontzegt’. Voor deze hulp in het indeuken van den lichtgebouwden muur der pluriformiteitstheorieën ben ik het orgaan van prof. Hepp zeer dankbaar. Waar de polemiek al niet goed voor is.
***
Overigens, dr. De Bondt heeft mij inzake dat ‘accent’ nog niet gewonnen. Het schijnt hem niet bekend, dat het prof. Kuyper geweest is, die destijds in ‘De Heraut’ in een artikelenreeks, waarnaar een synodaal rapport verwees, op den brief van Calvijn aan Sozzini gewezen heeft. Prof. Kuyper haalde daaruit: Calvijn erkent dat er overblijfselen van de kerk onder Rome zijn. Ik merkte op: ja, maar lees de hele correspondentie, dan blijkt, dat Calvijn in den voorafgaanden brief voorop plaatst, dat hij Rome den kerknaam ontzegt. Dat is het uitgangspunt, en daarna wordt dan het verwijt van inconsequentie ontzenuwd. En nu meent dr. De Bondt, dat dit ‘niet geheel juist is’. Nu, daarmee ben ik al content. Niet geheel juist. Het aantal waarheidsprocenten berekene wie kan. Als dr. De Bondt zelf toegeeft, dat Calvijn tegenover de pauselijke kerk wijst op de kerk van de Reformatie, en dat dan dat voor hem de ware kerk is tegenover de valse, pauselijke kerk, dan moge hij zich inspannen, om dan verder de con- | |
[pagina 39]
| |
cordie met de theorie - prof. Kuyper - prof. Dijk te redden, ik behoef daarop niet in te gaan. Primo, omdat ik, toen dr. De Bondt schreef, al weer nieuwe elementen had bijgebracht, waarmee ik nog een poosje verder gaan zal. Secundo, omdat dr. De Bondt zich vergist, als hij meent, dat Calvijns weigering van den herdoop van bij Rome gedoopten te maken heeft met een of andere erkenning van Rome als kerk. Daar schrijf ik trouwens ook over. Met genoegen wil ik dr. De Bondt van breder poging tot bewijsvoering dienen. Als hij het vraagt. En als hij dan belooft, in prof. Hepps orgaan daarop terug te komen. We kunnen elkaars artikel bijvoorbeeld dan overnemen. Doen? Bijdrage tot waarheid en vrede!
***
Ja, maar, zo zal dr. De Bondt zeggen: ik héb al één bewijs naar voren gebracht. Behalve een paar uitspraken van de Institutie, die trouwens geheel stroken met wat ik beweerde, en waarop ik destijds breed ingegaan ben, toen prof. Hepp voor het eerst, dadelijk na mijn optreden in Kampen (!) in een almanak mij, volgens eigen zeggen, had bestredenGa naar voetnoot*), wijst dr. De Bondt op een uitspraak van Calvijn in een brief aan den roomsen kardinaal Sadoletus. Ik had die op het lijstje van behandeling staan. Aan Sadoletus schrijft Calvijn volgens dr. De Bondt: ‘Maar - zult gij zeggen: wat is dat voor een aanmatiging: bij ons alleen is de Kerk en nergens anders ter wereld? Ook hieruit blijkt, aldus besluit dr. De Bondt, dat Calvijn in zijn scherpe veroordeling van de pauselijke hiërarchie niet voorbijziet, dat daar overblijfselen van de kerk van Christus zijn. Ja, ja, alsof dat nu iets zou betekenen voor de plaatsing van Rome onder het pluriformiteitsschema! Waarom loopt men toch over het grote vraagpunt heen? Overigens, waar zijn toch de dagen van De Cock en van Kuyper gebleven? Hebben die ooit ontkend, dat er onder de Haagse synode kerken waren, die nog ‘onder het juk’ waren, en die ze daarom vrij moesten maken? Welneen: juist omdat ze daarvan vast overtuigd waren, gingen ze van plaats tot plaats, plaatsten de mensen voor de | |
[pagina 40]
| |
beslissing, en zeiden dan wat prof. dr. H.H. Kuyper in die goede dagen heeft geleerd, en wat we tegenwoordig blijkbaar niet meer geloven mogen, zonder van ‘nieuwlichterij’ beschuldigd te worden, hoewel het toch zo oud is...Ga naar voetnoot*) We herinnerden hierboven aan Van Toorenenbergen. Het concilie van Trente, dat voor hem van zo beslissende betekenis is, is saamgekomen 13 december 1545. Calvijns antwoord aan Sadoletus is gedateerd September 1539. Ruim zes jaar vóórdat officieel de band werd doorgesneden. Wie nu bedenkt, dat een reformatie, zelfs in het kleine Nederland, in de dagen van treinen of trekschuiten (doleantie en afscheiding) jaren en jaren duurt, kan zich meteen verzekerd houden, dat een reformatie, als destijds Europa wilde terugvoeren, Europa, met zó veel vorsten en vorstjes, onder zó sterke pressie van de overheid op de kerk, en met zó zware geografische moeilijkheden, en zó gebrekkige communicatiemogelijkheden, niet één-twee-drie voor elkaar te krijgen was. Als De Cock na zijn uitzetting had gezegd ‘l'église, c'est moi’ en niet had bedacht, dat er onder het ‘synodale juk’ plaatselijke gemeenten waren, door ‘de synode’ gepraesideerd (dat woord gebruikt Calvijn tegenover Sadoletus), of als Kuyper-Rutgers in dien geest hadden geredeneerd, dan zou de vroegere dr. H.H. Kuyper niet hebben kunnen schrijven, zoals hij het omstreeks 1892 toch metterdaad deed. Wat zegt dat nu toch voor ons probleem, of Calvijn, zes jaar vóór Trente er is, erkent, dat er nog altijd schapen van Christus, plaatselijke gemeenten, zitten te zuchten onder het juk van kardinalen? Was soms de reformatie al overal doorgedrongen? Geen sprake van! Was de band met Rome tot op de laatste vezel doorgesneden? Maar het concilie van Trente, 13de zitting (editie Mechelen, blz. 108) vertelt, plechtig genoeg, dat het met verlangen uitziet naar de komst der protestanten! Eerst aan het slot wordt de duimschroef goed aangezet. In 1537 hadden de Protestanten nog beraadslaagd, hoe zij zich houden zouden op het toegezegde, maar steeds verschoven concilie. Is men vergeten het Regensburgse interim? Men zou zich nog een poosje beraden, en afwachten hoe de zaken zouden lopen op het aanstaande concilie. Het is mij een raadsel, hoe de kinderen van De Cock en Kuyper kunnen constateren: Calvijn zag zes jaar vóór Trente nog kerken onder het juk, en daarom ontzegt hij den naam kerk niet aan de juk- | |
[pagina 41]
| |
opleggende gemeenschap. We raken al verder van de Doleantie en de Scheiding af, als we niet oppassen. Daarom is het nodig, tegen de meer dan dreigende deformatie op te treden. Zonder aanziens des persoons. |
|