De Kerk. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling III)
(1965)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdDe zogenaamde ‘erkenning’ van den doopGa naar voetnoot**)Zowel prof. Kuyper als prof. Dijk beijveren zich te betogen, dat een kerkelijk instituut (ook het onze) dat den doop, in een ander | |
[pagina 35]
| |
instituut bediend, (onder bepaalde condities) niet hernieuwt, in geval de gedoopte van kerkelijk instituut verwisselt, daarmee dit dopende instituut factisch erkent als kerk. Ik verbaas me telkens weer over die redenering. Zijn soms ook de Roomsen al geneigd, den kerknaam te geven, aan hen, wier doop zij niet herhalen? Op het concilie van Trente, 7de zitting, 3 maart 1547, is met betrekking tot den doop vastgesteld, dat als iemand beweert, dat de doop, die door ketters in den naam van Vader, Zoon en Geest bediend is mét intentie, te doen wat de kerk doet, geen ware doop is, hij te veroordelen isGa naar voetnoot1). Zoekt men in het register onder ‘haeretici’ naar de betekenis van den naam ‘ketters’, dan wordt verwezen naar...de Protestanten. Alzo zou Rome op hetzelfde concilie, dat nog de protestanten aan den doem zou overgeven, hen als kerk hebben erkend? Wat dit concilie van Trente besliste, lag trouwens geheel in de lijn van vroegere besluiten. Toen Koning Leo IV van Klein-Armenië, dat destijds althans in naam met Rome verbonden was, paus Benedictus XII om hulp had gevraagd tegen de Saracenen (Hefele, VI, 653), antwoordde de paus, dat dan die Armeniërs eerst maar eens hun dwaling moesten herroepen. En er werd meteen werk van gemaakt ook: een synode werd bijeengeroepen, om de dwaling te formuleren. Niet minder dan 117 dwalingen werden opgesomd: grondige arbeid! Hoewel - niet zonder repetities, wat bij zo ruime fabricage geen wonder is. Tot de gewichtigste, die Hefele vermelding waard keurt, behoort, nr. 36 (blz. 655), dat zij allen, die van een andere kerk tot hen overkomen, overdopen. Daar wil de paus dus niets van weten. Heeft de paus daarmee al die instituten als kerk erkend? De paus is over het geval niet te spreken; hij laat zelfs aantekenen, dat (Hefele 656) enkele lieden, die op Armenische manier gedoopt waren, doch later op Latijnse manier waren herdoopt, in Florence van enige Armeniërs te horen hadden gekregen, dat deze Latijnse doop niet meer waard was, dan een doodgewoon bad, niets meer waard dan of (de kerkelijke taal in die dagen is niet preuts) een hond de goede lieden bevuild had. Men is dus op zijn eigen doop ter dege gesteld, wil hem, zelfs | |
[pagina 36]
| |
als het herdoop geweest is (hetgeen in bepaalde gevallen nodig geacht werd) niet bespot zien: maar wil men toch niet dat de Armeniërs ieder herdopen, onverschillig waar hij vandaan komt. De Armeniërs hebben op deze aanklachten prompt met een ‘es ist nicht wahr’ geantwoord (Hefele, 659). Inzake het eerste punt volstaan ze met een eenvoudig ‘neen’; inzake het tweede constateren ze, dat ze van het incident onkundig zijn, maar nu ook hunnerzijds niet begrijpen, dat wettig gedoopten te Rome soms worden overgedoopt Ze kaatsen den bal terug (661). Men ziet het: van Armenië tot Italië, van Sis tot Rome is men het er over eens: niet zó maar herdopen, wie uit een andere kerk overkomt. Maar men denkt er niet over, te beweren: het zijn allemaal kerken, die instituten, waar ze vandaan komen. Toen Nicolaas I met de Bulgaren, die hem kwamen raadplegen teneinde in hun land met de kerk van Rome in contact te kunnen komen, handelde, kwam onder meer het feit ter sprake, dat een Jood, van wien niet vaststond, dat hij christen was, er heel wat gedoopt had. Kon dat maar? De doop, zegt Nicolaas, is toch geldig, als hij maar op de drieëenigheid of op Christus' naam is bediend. Zo ware meer te noemen. Ging men dit advies van Nicolaas, of het antwoord aan de Armeniërs. of de uitspraak van Trente bewerken op dezelfde manier, waarop bij ons over het advies van Calvijn aan Knox (zie begin van dit artikel) gehandeld is, wel, we konden zo maar concluderen, dat Rome de sterkste voorstandster is van de pluriformiteit. Het gravamen - Buizer was dan helemaal van de baan. Maar, hoe interkerkelijk-verbindend zulke opvattingen over de weigering van herdoop ook mogen zijn, als men ze doortrekt namelijk, we zullen er toch maar geen glossen over maken. Daar is de zaak te ernstig voor. We zullen ze alleen bestrijden, omdat het nodig is terwille van de reformatie onzer kerkbeschouwing. |
|