| |
De pluriformiteit en onze synodes (I)Ga naar voetnoot*)
We beloofden,Ga naar voetnoot**) ons uit te spreken over de vraag in hoeverre enige uitspraak ener synode, die in het verleden ligt, bindend is en betekenis heeft voor de huidige pluriformiteitsdebatten. Prof. Dijk heeft zijn mening dienaangaande op papier gezet, en we willen ons gaarne daarover uitspreken.
Het lijkt ons gewenst, het artikel van prof. Dijk (‘Bazuin’, 26 Jan. '40) in zijn geheel hier over te nemen. Gemakshalve plaatste ik enkele cijfers voor de alinea's, waardoor we straks bij onze beantwoording des te gemakkelijker kunnen verwijzen naar de bedoelde plaats. We geven den raad, aan wie zich voor de zaak interesseert, dit nummer daartoe te bewaren.
Hier volgt het artikel van prof. Dijk:
1. | Enkele vragen dringen mij om nog eens op de kwestie van de pluriformiteit der Kerk terug te komen, welke vragen zich hierop toespitsen of onze Kerken in dit stuk een beslissing genomen hebben, ja of neen. |
2. | Ik meen, zoals ik vroeger reeds betoogd heb, ja, en het is over dit ja, dat mij nadere opheldering werd gevraagd. |
| |
| |
3. | Leeuwarden, zo werd mij tegengeworpen heeft toch niets anders gedaan dan de mening, de exegese van dr. Buizer afwijzen, als zou er buiten het instituut der Geref. Kerk geen zaligheid zijn, en met die beslissing stemt ieder in, ook hij en zij, die de andere instituten niet als kerk kunnen erkennen. Het zou dwaasheid zijn te beweren, dat alleen in onze Geref. Kerken de zaligheid te vinden ware, en al verwerpen sommigen de leer van de pluriformiteit en al worden dezen door velen nagepraat, zo exclusief zijn deze verwerpers niet, dat zij de zaligheid alleen zouden binden aan het eigen en enige instituut. Daarom kan hun mening niet bestreden worden met een beroep op de beslissing van 1920. Daarom komen zij ook met deze decisie niet in strijd. Daarom mag dit besluit niet als een wapen tegen hen worden gebruikt, en, zo werd mij geschreven, is uw conclusie fout, die ge aan het eind van uw artikel over deze zaak hebt getrokken; onze Geref. Kerken hebben zich op dit punt en over deze kwestie nooit uitgesproken en ieder is vrij te menen en te leren wat hij voor waarheid houdt. |
4. | Is dit waarlijk zo? |
5. | Ik ga hier niet in op alle bijzonderheden, die met dit vraagstuk samenhangen, maar beperk mij tot de vraag: waarover ging het in Leeuwarden? |
6. | Was daar alleen in het geding het gravamen van dr. Buizer tegen de woorden: en dat buiten haar geen zaligheid is? |
7. | Of: kwam bij en in dat gravamen geen ander vraagstuk ter sprake dan de kwestie of er buiten ons instituut geen zaligheid mogelijk is? |
8. | Ik antwoord op deze vragen ontkennend, want de gehele beschouwing van dr. Buizer kwam voort uit zijn opvatting, dat onze Belijdenis de pluraliteit (hij is de man, die dit woord gesteld heeft voor de term pluriformiteit) der Kerk niet toelaat, en beheerst wordt door deze gedachte, dat er maar één Kerk is nl. de Gereformeerde. |
9. | En dan volgde uit deze stelling, dat buiten haar, d.i. buiten die Geref. Kerk geen zaligheid is en dus de Geref. Kerk volgens onze Geloofsbelijdenis de ware, zaligmakende Kerk is. |
10. | Daartegen had, zoals te begrijpen is, dr. Buizer ernstige bezwaren en hij diende in den kerkelijken weg zijn bezwaren tegen deze artt. van onze Confessie (Art. 27-29) in. |
11. | Deze grondbeschouwing moeten we scherp in het oog houden willen we én dr. Buizers gravamen én de beslissing der Synode verstaan, en het ging in deze laatste om de gehele opvatting welke aan het bezwaar van dr. B. ten grondslag lag. |
12. | Zo hebben we 't in onze Commissie te Leeuwarden besproken. |
13. | Zo is de zaak door den rapporteur, prof. Bouwman, beschouwd, en daar ik belast was met het dogmatisch rapport inzake de kwestie-ds. Netelenbos en al deze dingen met elkaar samenhingen, is door prof. Bouwman en mij uitvoerig overleg gepleegd en voeling gehouden. |
14. | In dien zin moet de beslissing van de synode worden verstaan. |
15. | Wanneer zij zegt:
1e. dat het gravamen van dr. Buizer tegen Art. 27-30 van de Belijdenis, wijl het niet gericht is tegen de genoemde artikelen als zodanig maar tegen een uitlegging en opvatting van deze artikelen, en uitgaat van ene uitlegging, waarmede de Synode niet instemt,
|
| |
| |
| geldt dit van geheel zijn gravamen, van het gravamen niet slechts tegen een enkele uitdrukking, maar tegen alle Art. 27-30 van onze Confessie, omdat dr. Buizer in die artikelen de belijdenis las, dat de Geref. Kerk de enig ware kerk was, d.i. het absolute standpunt tegenover het ‘relatieve’ van de pluriformiteit. |
16. | Met deze uitlegging, zegt Leeuwarden, stemt de Synode niet in. |
17. | Met geheel de uitlegging en verklaring van dr. Buizer niet. |
18. | Onze Belijdenis sluit dus volgens Leeuwarden de ‘pluriformiteit’ niet uit, en omdat dit uitgesproken is, zonder dat iemand hiertegen bezwaar had, ook de Zeeuwse broeders niet, mogen we niemand vrijheid laten om dengenen, die wel de pluriformiteit erkennen, te betwisten, dat hun overtuiging rust in de Schrift en de Belijdenis. |
19. | Nu is het volkomen waar, dat dezelfde Synode een commissie heeft benoemd om de Belijdenis der Kerk nader onder de ogen te zien, maar dat betekent niet, dat de Synode ten opzichte van dit punt in het onzekere verkeerde. |
20. | Evenmin als ze dit deed inzake de autoriteit van de Heilige Schrift, al behoorde ook dit leerstuk tot de geloofsartikelen, die in onderzoek werden genomen. |
21. | Er waren alleen uit verschillende Part. Synodes voorstellen ingekomen om over het leerstuk der Kerk zich nader te bezinnen, en de Synode is daarop ingegaan en heeft tevens het gravamen van dr. Buizer geheel afgewezen. |
22. | Zijn exegese van de Confessie deugde niet, en de Synode heeft dit ook met de daad bewezen. |
23. | Zij nam bij het punt van den ‘uitbouw der Belijdenis’ het voorstel aan, dat de te benoemen Commissie in overleg zou treden met binnen- en buitenlandse kerken, die op denzelfden grondslag staan (binnenlandse werd er bij amendement ingevoegd); met de binnenlandse kerk is met name bedoeld de Christelijk Geref. Kerk, met wier Synode-moderamen ik zelf, als secretaris vande bovenvermelde commissie, gecorrespondeerd heb en deze correspondentie bedoelde met deze Kerk in overleg te treden over den ‘uitbouw der Belijdenis’. |
24. | Ook zij hier gewezen op de beslissing van de Synode van Groningen 1927. |
25. | De in Leeuwarden benoemde commissie stelde in haar rapport aan deze Synode voor het deputaatschap op te heffen, omdat voor een ‘uitbreiding of uitbouw der Belijdenis’ onder ons nog geen plaats is. |
26. | Als gronden voerde de commissie eerst aan, dat inzake de inspiratie en de autoriteit der Schrift de Confessie alleszins duidelijk is, wat in 1926 te Assen genoegzaam was gebleken en wat betreft de pluriformiteit der kerk, ‘dat in onze Confessie voldoende duidelijk in het algemeen de kenmerken van de ware Kerk zijn aangegeven, en dat, al wordt de pluriformiteit niet de desbetreffende artikelen van de Belijdenis geleerd, deze wat uit de historie duidelijk blijkt, door de Confessie geenszins wordt buitengesloten en
2e. dat de moeilijkheden zich voordoen bij de practische toepassing’. |
27. | Wat heeft toen de Synode gedaan? |
| |
| |
28. | Ze heeft zeer zeker, na een lang debat, het deputaatschap niet opgeheven, maar wel aan de nieuwe Commissie alleen opgedragen nader het leerstuk betreffende de Heilige Schrift (het dogma der inspiratie) te onderzoeken. |
29. | Het vraagstuk van de pluriformiteit heeft ze toen losgelaten, ongetwijfeld, dit is ook uitgesproken, om later te bepalen, of dit artikel nog weer op de dagorde zou komen, maar zij heeft zich met geen woord verzet tegen de conclusie van de Commissie. |
30. | Dat deze Synode geen overleg meer wenste met de binnenlandse kerken (zie Acta, art. 224) vindt zijn oorzaak hierin, dat dit overleg gebleken was niet tot stand te kunnen komen. |
31. | Ook deze beslissingen heb ik als secretaris en rapporteur der Belijdenis-commissie en als Voorzitter der Generale Synode van zeer nabij meegemaakt. |
32. | Bij dit onderwerp mag ik ook niet verzwijgen de beslissing van de Synode van Middelburg van 1933 inzake de eenheid van alle Gereformeerden. |
33. | Toen is besloten een publiek getuigenis te doen uitgaan tot en nader contact te zoeken met de Geref. Gemeenten, de Christelijk Geref. Kerk, de Confess. Vereniging en den Geref. Bond, en toen is ook door onze Synode een telegram gezonden aan de Generale Synode van de Christelijk Geref. Kerk. |
34. | Ik weet wel, dat uit dit besluit en uit deze handelingen niet te veel mag worden afgeleid en dat hierdoor het vraagstuk der pluriformiteit niet is opgelost, maar het is toch van grote betekenis, dat onze Synode toen de Synode der Christelijk Geref. Kerk als Synode erkend heeft en m.i. ook deze Kerk als Kerk, hoe men haar verder wil kwalificeren. |
35. | Onze Synodes en haar Deputaten hebben dus niet gezegd: alle Gereformeerden in ons vaderland moeten tot ons komen, want de Geref. Kerken zijn de enig-ware Kerken en al het andere is geen Kerk, maar de pogingen, welke in het werk zijn gesteld, richtten zich op het tot elkander komen van de Kerken om zo de institutaire eenheid te bereiken. |
36. | Om al deze redenen meen ik, dat het gevoelen, alsof andere ‘kerkgenootschappen’ niet als Kerk kunnen erkend worden, niet gedeeld is door onze Generale Synodes, al heeft zij zich verder over de kwestie van de pluriformiteit niet uitgesproken. |
37. | Hiermee hebben we zeker rekening te houden. |
38. | We mogen niet doen alsof er geen synodale uitspraken zijn. |
39. | Ik zeg dit laatste ook nog eens, en dat in verband met een brief, dien ik kreeg, in betrekking tot het vraagstuk van de beschouwing van onze kinderen bij den Doop. |
40. | Wanneer men meent het houden voor te moeten afwijzen en de uitdrukking in Christus geheiligd niet te mogen verstaan als een innerlijke heiliging komt men zeker in strijd met wat Utrecht (1905) leerde:
dat volgens de Belijdenis onzer Kerken het zaad des verbonds krachtens de belofte Gods te houden is voor wedergeboren en in Christus geheiligd, totdat bij het opwassen uit hun wandel of leer het tegendeel blijkt. |
41. | Hier staat duidelijk: te houden is voor. |
| |
| |
42. | Hier worden de uitdrukkingen wedergeboren en in Christus geheiligd vlak naast elkaar en in eenzelfde verband gebezigd. |
43. | Heeft deze uitspraak haar kracht verloren? |
44. | Immers, neen, en daarom moet men zijn gravamen indienen of anders...zwijgen. |
Tot zover prof. Dijk.
Volgende week hopen we met ons antwoord te beginnen.
|
-
voetnoot*)
- De Ref., 23 febr. 1940, 20e jrg. no. 21 bl. 165/166 (Kerkelijk Leven). Een reeks van vijf door prof. Schilder op onregelmatige tijden geplaatste artikelen. De artt. zijn hier bijeengevoegd. In de nummering is enige correctie aangebracht. De reeks is door de oorlog vermoedelijk afgebroken.
|