Prof. Grosheide schrijft in N.H. Kbl.:
We bespreken nu nog een andere vraag, omdat die toch met de meningsverschillen samenhangt. De vraag is, wat is beter: te spreken van de pluriformiteit of van de pluraliteit der kerk?
Wij merken op, dat dergelijke vragen nooit absoluut te beantwoorden zijn. Elk wetenschappelijk man tracht zijn termen zó te kiezen, dat zij zijn mening zo juist mogelijk weergeven, maar hij slaagt daarin zelden geheel. Het is van meer betekenis, hoe een woord ten slotte wordt gebruikt. In den loop der jaren krijgen de termen hun eigen inhoud. Neem, om een bekend kerkelijk woord te nemen, den term classis. Wij allen weten, wat daaronder is te verstaan. Maar die bepaalde betekenis heeft het woord classis pas in de kerkgeschiedenis gekregen. Het Latijnse woord classis kon die betekenis niet hebben. En wanneer men bedenkt, dat het woord schoolklas of klasse geheel hetzelfde woord is als het kerkelijke classis, dan ziet men nog beter, dat niet afleiding of oorspronkelijke betekenis, maar gebruik beslissen.
Er is juist in dit geval reden om deze dingen naar voren te brengen. Want het woord pluraliteit is afgeleid van een Latijns woord, dat meervoud betekent. Pluraliteit der kerk zegt naar de afleiding van het woord, dat er een aantal volkomen gelijkwaardige kerken naast elkaar staan, zoals wanneer men spreekt van een aantal mannen. Maar als we ons niet vergissen, zijn de voorstanders van het pluraliteit juist bang, dat door het woord pluriformiteit de zonde van de gedeeldheid der kerk niet voldoende uit zal komen en willen ze juist niet van meer gelijkwaardige kerken naast elkaar weten.
Het woord pluriformiteit spreekt naar zijn afleiding van meerdere vormen der kerk, maar laat in het midden, welke die meerdere vormen zijn. Er kunnen verschillen zijn van taal en plaats, maar ook verschillen van kerkregering, of zelfs verschillen in de leer en de handhaving van de leer.
Ik wijs in antwoord op het volgende:
1. | M.i. is het ongeoorloofd, te spreken van de pluraliteit der kerk. De kerk is één; er zijn er niet twee of drie of vier, zegt b.v. Calvijn; |
2. | ik zelf - over anderen behoef ik niet te spreken - heb dan ook bij mijn weten nooit gesproken van pluraliteit der kerk; |
3. | ik sprak meer dan eens over de pluraliteit van instituten, die zich als kerk aandienen; maar of ze het ook inderdaad zijn, is natuurlijk een andere kwestie; |
4. | ook de belijdenisschriften spreken van pluraliteit van instituten, die zich met den naam van kerken sieren, maar heel vaak ten onrechte; |