De Kerk. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling III)
(1962)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd‘Geref. Jongelingsblad’Ga naar voetnoot*)De buitengewone drukte, die de indeling van deze werkweek meebrengt, én voor de drukkerij, én voor de redactie, maakt verklaarbaar, dat we enkele opmerkingen aangaande het ‘Jongelingsblad’ uitstellen tot volgende week. In afwachting daarvan willen we toch aan volgende punten aandacht geven.
a. In ‘De Bazuin’ schreef prof. dr K. Dijk het volgende: In ‘Bouwen en Bewaren’, het bekende orgaan van onze M.V., geeft Ds J.G. Feenstra schetsen over de Geloofsleer, en in een schets over de Kerk sprak hij in een enkelen regel zijn mening uit, dat de leer van de pluriformiteit der Kerk geen steun vindt in de H. Schrift en met haar in strijd is. Deze voorlichting deed ‘Credo’ de noodklok luiden; de M.V. werden zelfs gewaarschuwd voor zo'n ‘voorlichter’; Ds F. kan, althans op dit punt, niet als leidsman vertrouwd worden, en...ach, de polemiek is, ondanks de schone resolutie van de Synode, weer in vollen gang op een manier, die den vrede dreigt kapot te maken. Ik zal hierover niet veel zeggen. Het is mij een raadsel, waarom op deze wijze moet gevochten worden, en waarom Ds F. door ‘Credo’ zo is aangevallen. Hij weet wel, dat ik 't niet met hem eens ben, maar we kunnen toch met elkaar van mening verschillen, zonder dat we elkaar met ongemotiveerde scherpte het vertrouwen opzeggen? | |
[pagina 420]
| |
Laat ik de vragers mogen geruststellen. Prof. dr V. Hepp gaf hierop een soort van antwoord, dat zich kenmerkte, neen, niet door zakelijke weerlegging, doch door dit tweeërlei.
1. de schrijver van dit artikel werd aangeduid als ‘de Bazuinpolemist’. Niet als prof. dr K. Dijk, niet als ‘de voorzitter van den bond van jongelingsverenigingen op gereformeerden grondslag’;
2. de ‘Bazuin’-polemist werd voorts ‘beantwoord’ met de vraag, of hij wel aan het ‘Jongelingsblad’ dacht, en, waarom hij dan dáár niet tegen opponeerde? De redactie van het ‘Jongelingsblad’, die door den ‘Credo-polemist’ nog pas geprezen is om haar ophaar-qui-vive-zijn, moge inmiddels zien, hoe de bondsvoorzitter dit verstaat. Deze laatste opmerking is ditmaal van den ‘Reformatiepolemist’, om in den stijl van prof. Hepp te spreken.
b. Naar aanleiding van een en ander schreef dr K. Sietsma in ‘Geref. Tijdschrift’: Er is een hele groep van schrijvers en sprekers in onze dagen onder ons, die onverstoorbaar en onveranderd doorgaan hun ideeën te poneren, op een toon, die niet bedoelt, maar toch wel eens bewerkt, dat men den indruk krijgt, dat dit de enig mogelijke opvatting is en dat het maar beter is voor het welzijn der Kerken niet dan in het algemeen te spreken over het droeve verschijnsel, dat anderen onder ons helaas nog niet tot deze schriftuurlijke visie gekomen zijn of deze weer hebben verlaten. | |
[pagina 421]
| |
veroordelen het feit, dat de Roomse Kerk niet aan den roep der Reformatie van de 16e eeuw en de Hervormde niet aan die van de 19e eeuw gehoor heeft gegeven, en dat de Christelijke Gereformeerde Kerk en verschillende andere Gereformeerde groepen zich zonder schriftuurlijken grond van de eenheid der Kerk hebben afgescheiden en scheurmakerij gepleegd. Tot zover dr Sietsma. Natuurlijk is die uitweg geen uitweg, want het is het slop. Inderdaad, sommiger streven om het denken te binden aan een paar theologoumena van A dan wel B, doet grote schade. Wie zich er tegen schrap zet, dient de kerken. 't Komt alles goed, als men maar volhoudt, zich schrap te zetten tegen de knechting van het denken naar de theologoumena van den ‘Credopolemist’; ik gebruik expres zijn eigen titulatuur. |
|