De Kerk. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling III)
(1962)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdPluriformiteit, ds Feenstra en ds D. SikkelGa naar voetnoot*)In verband met prof. Hepp's bekende uitlating wijst men mij op enkele uitspraken van ds D. Sikkel in ‘Eeredienst, Prediking, Ambt’ (Amsterdam, 1937). Op pag. 12 lezen we: Pluriformiteit? Op blz. 13 en 14: ‘Daarom is dit woord pluriformiteit van rijken inhoud. Maar daarom dan ook meen ik, dat het niet goed is om dit mooie woord te gebruiken ter aanduiding van een zeer droevig verschijnsel. Op blz. 14, 15 en 16: ‘...Maar deze veelvuldigheid van kerkformatie is geen pluriformiteit. Pluriformiteit is het werk Gods. | |
[pagina 403]
| |
Zij is met name bij scheurkerken en secten historisch te verklaren uit zeer zondige overwegingen. | |
[pagina 404]
| |
spreken over allerlei punten en daaronder ook: “over de eenheid en pluriformiteit der Kerk”. En nu is het opmerkelijk, dat in het voorstel, dat Amsterdam's kerkeraad aannam, en straks door allerlei classes en particuliere synodes met grote instemming werd overgenomen, deze formulering niet gevonden werd, maar dat ge daar leest: “omtrent de Kerk des Heeren in haar eenheid en in haar meer of minder zuivere formatiën.” Een en ander is overdruk uit Amsterdamsche Kerkbode. Ook ‘niet geoorloofd’? zou men prof. Hepp willen vragen. Over enkele onderdelen denk ik misschien nog weer ietwat anders dan de aangehaalde schrijver. Maar dat doet hier niet ter zake. Het gaat thans om de vraag, wie al of niet zwijgen moet. Zeker niet, wie de belijdenis laten spreken. Degenen, die een begrip willen verdedigen, dat in de belijdenis niet te vinden is, en tegen de goede exegese ervan ingaat, moesten wat dankbaarder zijn voor het feit, dat ze zo tegemoetkomend bejegend zijn door wie hun idee bestreden, zonder hen verdacht te maken. |
|