De Kerk. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling III)
(1962)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdOnevenredige houdingGa naar voetnoot*)Het ‘Jongelingsblad’ - zie PersschouwGa naar voetnoot**) - kwam op dézengrond betreuren, dat ds Feenstra voor den voet weg zijn mening had gezegd over de pluriformiteit, wijl deze kwestie thans nog niet mag worden overgebracht naar onze jeugdverenigingen. Nu wezen we in Persschouw reeds op het geval dr-Berkouwer inzake het verbond.Ga naar voetnoot***) | |
[pagina 398]
| |
Hier volgen nog enkele herinneringen. Ze dateren alle uit den tijd na de Amsterdamse synode van 1936: er gaan immers stemmen op, die beweren: wat te Amsterdam in discussie gegeven is, moet buiten de jeugdorganen blijven, ergo, moet...tenminste ds Feenstra zwijgen. Welnu: In het nr van 6 nov. 1936 verklaart het ‘Jongelingsblad’, dat het in de periode van afwachten zich niet in de bedoelde zaken zal mengen. Alleen wanneer het ‘strikt noodzakelijk’ is, ‘tot besturing van jonge levens’. Die besturing was dan zeker nodig in enkele van de volgende gevallen: In het blad van 28 Mei 1937 geeft men een breed verslag met foto's van het gereformeerd jeugdcongres, waar prof. dr G.Ch. Aalders refereert over het verbond en daarbij ettelijke beweringen doet, waarvan menigeen onder jongeren en vooral ook ouderen zeggen moet: ik kan het niet aanvaarden; al de grondstellingen, die onlangs bestreden werden, komen er in voor; en de scherpe afwijzing van wat vroeger door achtenswaardige voorgangers is gezegd, als ware het ongereformeerd, staat er in te lezen. Het verbond evenwel behoorde tot de punten van 1936, evengoed als de pluriformiteit. Een paar maanden later, 10 December 1937, wordt weer het parool uitgegeven: we zwijgen tot de synode sprak. Maar toen ging het ter afwijzing van klachten over de leiding der J.V.; een vergemakkelijking der zelfverdediging dus. In het nr van 4 Maart 1938 wordt - ten onrechte - een bepaalde verbondsopvatting als de authentieke voorgestaan. In het nr van 4 Nov. krijgen we een brede verhandeling over de pluriformiteit der kerk. Men zou er anders over zwijgen, niet waar? De jeugd, de jeugd. In het nr van 2 Juni 1939 een hoofdartikel over de vraag: wie zijn kinderen Gods? In direct verband met kwesties van den dag, en, al weer, de verbondsbeschouwing. Tevens een hele passus over het zelfonderzoek (overigens constateer ik daarbij met blijdschap een duidelijke afwijzing van de dwaze bewering, als zou ds D. van Dijk ‘verwerper van het zelfonderzoek’ zijn). In het nr van 22 Sept. 1939 staan brede beschouwingen over zelfonderzoek, met polemiek tegen ds v.d. Vegt e.a. Men versta mij wel: ik heb daar - afgedacht van den inhoud | |
[pagina 399]
| |
veler beweringen - niets tegen. Men kan nu eenmaal geen blad redigeren, en de kwesties ontzeilen. Maar waarom mag de één van eigen naasten kring van medestanders wél over synodale kwesties spreken, en moet de ander, zelfs al behoort hij anders tot onze medewerkers, in overeenkomstige gevallen zwijgen? Laat de jongelingen de meisjes maar niet kapittelen. Laatstgenoemden hebben partijdige voorlichting vermeden; maar de J.V. is beïnvloed ten gunste van bepaalde opvattingen, die nog in discussie waren, en die zéker niet zullen geijkt worden, tenzij dan, dat men de kerken in het slop zou willen drijven, waarin de J.V. dreigt te komen als de leiding één richting uitstuurt. |
|