De Kerk. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling III)
(1962)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdEen professor bij de meisjes tegen een domineeGa naar voetnoot*)Ds J.G. Feenstra heeft een goede staat van dienst, menen we. Niettemin wordt er openlijk tegen hem gewaarschuwd. Voor het forum van onze meisjes, wier leeftijd voor een deel die van zijn catechisanten is. Het sein wordt ‘op onveilig gesteld’ door prof. dr V. Hepp, die onlangs, tot twee maal toe, klaagde, dat, als er geen andere geest in sommige bladen voer, het met de polemiek niet in orde zou komen. Hoort de aanleiding. Ds Feenstra schreef in ‘Bouwen en Bewaren’, het orgaan van onze meisjes: IV. De kwestie van de pluriformiteit. Prof. Hepp merkte naar aanleiding daarvan op: Ik zal er hier niet meer van zeggen dan 't volgende. | |||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||
En dat wordt weggevaagd in een blad, welks hoofdredactrice zijn naam draagt en tegenover wie men verplicht is, dat het vaderlijk erfgoed zal worden bewaard. Wij zullen er niet meer van zeggen dan het volgende. a. Dat prof. Hepp er niet meer van zei, dan het bij hem volgende, is juist het grote ‘ongeluk’, als ik me nl. op zijn standpunt plaats. Indertijd heeft prof. Hepp ds Feenstra, en mij, en anderen, die hij ‘nauwkeurig’ gelezen had (alleen daaruit weet ik, dat wij samen bedoeld waren, plus nog enkelen, b.v. ds. Den Houting) ook al weer voor jonge mensen, de studenten der Vrije Universiteit nl., bestreden inzake de pluriformiteit. We ‘sneden in het hart der Reformatie’. Het is voorzeker geen bagatel. We hebben toen breed geantwoord, en geconstateerd, dat prof. Hepp sneed in 't latijn van enen reformator, en dus niet heel en al diens hart had blootgelegd. Prof. Hepp heeft daarop nooit geantwoord. Dat hebben natuurlijk die meisjes ook wel gezien, en ds Feenstra ook. Men moet nu eenmaal roeien met de riemen, die men heeft, collega Hepp. b. In deze voorlichting (van ds Feenstra, wel te verstaan) wordt de band aan één persoon uit het verleden niet doorgesneden. Tenzij het afwijken van iemand op een onderdeel betekent: den band aan zo één doorsnijden. In dat geval heb ik niets dan doorgesneden banden. De éne man was dr A. Kuyper. Anderen evenwel, en wel tijdgenoten van Kuyper, dachten anders dan hij. Beuker, b.v.; ik heb nog pas verteld van 't exemplaar van zijn uitgave van Kuypers Tractaat van de Reformatie der Kerken, met eigenhandige aantekeningen. Bestemd voor de Kamper bibliotheek op den duur. Beuker dus, en vele anderen. Vrage: horen die mensen niet meer tot het verleden? Mogen alleen dr M. Bouwman en prof. dr H.H. Kuyper (inzake 't kerkrecht) van dr A. Kuyper afwijken? En anderen niet? Zelfs als zij gronden geven? Zelfs als het een geval betreft, waarin dr Kuyper zelf de nadere apologie, hoewel beloofd, niet gaf? En moeten wij maar gehoorzaam afwachten, wat evengenoemden, en ook prof. Hepp (die inzake dat kerkrecht den evengenoemden bijviel) van dr Kuyper wél, en wat zij níet laten vallen? Ook als argumentatie uitblijft? En moeten wij de vaderen, die net zo goed als dr Kuyper onze vaderen zijn, maar verloochenen, voorzover het prof. Hepp in den zin komt, hen te negeren? We hebben het onlangs gevraagd, toen het over prof. Aalders' boek inzake het verbond ging | |||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||
(alleen dàt, wat prof. Aalders zei, was gereformeerd, zo lazen we). Thans vragen we het weer. Of eigenlijk vragen we het natuurlijk niet. We zeggen alleen maar: wij denken ook nog na. En wij publiceren ook. Gij, prof. Hepp, deedt het in dezen niet, althans niet tussen die eerste waarschuwing aan de studentenjeugd en nu deze tweede aan de jonkvrouwelijke. c. ‘Warm verdedigd’, ja - maar niet na de zwáárste aanvallen. d. ‘En dat in een blad, dat een hoofdredactrice heeft, die den naam van dr Kuyper voert’! Vrage: mag wél de redacteur van ‘De Heraut’, die ook den naam van dr Kuyper voert, afwijken van diens mening, en niet een orgaan van diens zuster? En hebben we de waarheid te behandelen als een familie-aangelegenheid? Ik heb in ‘De Heraut’ vaak gelezen: amicus Plato, sed magis amica veritas, graag mijn favoriet, maar liever nog de waarheid. e. Het MAG niet, zegt prof. Hepp. Wij zeggen: dit van hemzelf màg niet. Wij wekken de meisjes, nu ook in het openbaar, op, zich niet te storen aan het advies van een professor, die hier beweert, maar niet bewijst. Die bij herhaling aanvalt, en geen reactie geeft op de weerlegging. Het spijt ons, dit te moeten zeggen, want 't wordt een beetje raar onder ons; maar na de offers, die meer dan één bracht voor den vrede, is dit van ‘Credo’ weer een koudwaterbad. Als er geen andere geest in dit blad vaart, waarin de hoofdredacteur dit van hierboven schrijft, en een medewerker, ds D.J. Couvée, ook al zeer bezorgd om de polemiek, eens 't volgende liet horen: ...‘Nu zou ik wel een middel weten, om wat meer warmte voor u te verwekken, door te zeggen: strooi in uw preek zo eens een paar modewoorden, zoals verbond of ziel of laat eens flink uitkomen, dat gij daar op uw dorpje uw kerk houdt voor de enig-ware kerk en alle andere voor secte. Eigenlijk ware het uitspreken van het woord pluriformiteit met gefronst voorhoofd en een afwerend gebaar naar links voldoende. Dan heft ge uw rechter prijzend omhoog en spreekt gezalfd het woord “pluraliteit” uit! Want ik ken mijn pappenheimers daar bij u wel en vermoed dat de schoen ook dáár wat wringt.’ik herzeg, ‘als er geen andere geest vaart óók in dit blad’, dan zijn de offers, die om den vrede zijn gebracht, vergeefs geweest. Intussen: de één critiseert, de ander railleert, de derde argumenteert. Ga maar door, amice Feenstra! |
|