De Kerk. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling III)
(1962)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd‘Oecumenisch’Ga naar voetnoot**)Ds H.C. van den Brink citeert in het orgaan der zgn. ‘Gereformeerde Kerken in H.V.’ (‘Overtoomsche Kerkbode’) volgende woorden van Calvijn: Ik bezweer u allen, die ware dienaren van Christus zijt, bij Zijn heiligen | |
[pagina 392]
| |
naam en den band onzer eenheid in Hem, helpt mij toch een geneesmiddel tegen deze krankheid van partijzucht zoeken. Eén Vader roepen wij aan; één Geest der aanneming tot kinderen geeft ons getuigenis van een toekomstige erfenis; in éne gerechtigheid, die Christus voor ons verworven heeft, vindt onze ziel rust; in één Hoofd weten wij ons tezamen verbonden en verheerlijkt. Hoe zou dan die Christus, Dien wij als onzen vrede verkondigen en Die ons met den Vader in den hemel verzoend heeft, niet ook bewerken, dat wij op aarde als broeders van vrede onder elkander houden. Dit is het éne goed, dat wij met lichaam en ziel, ja met overgave van ons innerlijke hartebloed hebben na te jagen: dat de Kerk tot eenheid kome! Landen en zeeën zou ik willen doorkruisen om dien vrede te verkrijgen, mijn leven zou ik willen geven, om hem te kopen. Ik zou wensen, dat alle kerken van Christus zó door eenheid werden verbonden, dat de engelen uit den hemel ons daarbij hun loflied zongen. Vindplaats wordt niet vermeld. 't Is ook niet nodig, want er zou niemand zijn, die betwijfelt of Calvijn zo had kunnen schrijven. Ds Van den Brink evenwel knoopt hieraan volgende meditatie vast: Zullen nu de ‘gereformeerde’ tegenstanders der echt-gereformeerde, oecumenische beweging eindelijk tot bezinning komen? Het puntje waar het op aan komt wordt hier niet aangeraakt. Tegen een ‘echt gereformeerde’ oecumenische beweging, welke immers in den Christus der Schriften haar eenheid zoekt, staat ‘de’ tegenwoordige, die wel mensen verbindt, die den christennaam voeren, maar de verbintenis tussen hen niet legt naar het Woord, en dus ook niet ‘in Christus’. Het is er mee als met de bekende uitspraak: Waar twee of drie in Mijnen naam vergaderd zijn, daar ben Ik in het midden van hen. Sommigen zijn zó vol van het getal (twee of drie) en van het werkwoord (vergaderd zijn), dat zij de bepaling (in Mijnen naam) over het hoofd zien. Ik vrees, dat, om in den stijl van Dr NoordmansGa naar voetnoot*) te spreken, hier dan ook niet de Heilige Geest ‘op heterdaad betrapt wordt’ in Zijn vergaderingswerk, maar de Satan in zijn verstrooiings-arbeid. ‘Op heterdaad betrapt’, - ja, maar dan door de gereformeerde andersdenkenden, die hier uiteraard | |
[pagina 393]
| |
onder de spelbrekers worden gerangschikt, gelijk als in de dagen van ouds. |
|