De Kerk. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling III)
(1962)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdDe Chr. Gereformeerden en de eenheidsvraagGa naar voetnoot*)Dr A. Kuyper schreef eens: ‘Alle degenen, die één in Belijdenis zijn, moeten eindigen met in één kerkelijk verband saam te komen. | |
[pagina 353]
| |
Wie hier geen Amen op zegt, die zegt te belijden, wat hij niet kent, en heeft voor wat hij dan kende nog nooit de geestdrift van het belijden in zijn hart voelen ontvonken.’ (Heraut 260, 17-12-'82.) Het is de kracht van déze overtuiging, die de Synode van ‘de Gereformeerde Kerken’ reeds meer dan éénmaal er toe dreef, zich te richten tot de der ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ met de vraag of geen toenadering moest worden gezocht. Ook nog in 1936. Binnenkort - het stond in de bladen - zal het antwoord der Chr. Geref. Synode van 1937 binnenkomen. Elk jaar luider roept deze kwestie om oplossing. Al is het maar een poging daartoe door samenspreking. Misschien is het niet aan velen bekend, dat er reeds veel eerder getracht is, met de leiders der na 1892 gevormde ‘Chr. Geref. Kerk’ saam te spreken. Dr A. Kuyper doelde hier op, toen hij schreef: ‘Dat er uit deze actie (van Ds. v. Lingen, K.S.) kerkelijk niets worden kan, is duidelijk. Immers alle Baptisme is in de grond anti-kerkelijk. En wanneer deze groep zich bovendien nog in den collegiaal-kerkgenootschappelijken kerkvorm aandient, is alle uitzicht op natuurlijken groei uitgesloten. Thans, in 1937, zou Dr Kuyper allicht zijn qualificatie van ‘baptisme’ niet volledig achten. Ons interesseert dan ook meer de kwestie zelf, waarop hij doelt in de laatste woorden. Bijkbaar zien ze op het besluit der classis Amersfoort, die, om in contact te komen met de Heren Ds v. Lingen, Ds Wisse, Ds Schotel, Ds Wessels, leiders der Chr. Ger. beweging, deputaten benoemde die in 1894 zich tot deze heren richtte met een brief, die ook in de pers gepubliceerd is. We lezen daarin o.m.: ‘De Classis Amersfoort der Gereformeerde Kerken heeft....met leedwezen het feit overwogen, dat door U, zowel elders als in de kerken tot onze Classis behorende, voortdurend pogingen worden aangewend, om tegenover de bestaande Gereformeerde Kerken, afdelingen op te richten van de zich noemende Christelijk Gereformeerde Kerk.’ De schrijvers stellen nu voor, dat 23 Oct. 1894, 6 uur, een samenspreking zal gehouden worden in de Geref. Kerk van Baarn, waar destijds Dr H.H. Kuyper predikant was. Volgende stellingen zouden o.m. in debat kunnen komen: | |
[pagina 354]
| |
‘Volgens onze Ned. Geloofsbelijdenis maakt, wie de Gereformeerde kerken in Nederland verlaat en een andere kerkformatie opricht of zich hierbij voegt, zich schuldig aan scheurmakerij en doet tegen de instelling van God.’ (Art. XXVIII der Ned. Geloofsbelijdenis.) Mede-ondertekenaar van dit stuk was ook Dr H.H. Kuyper. Daar Dr A. Kuyper deze formulering scherp belijnd noemde en daarom prees, merkten we reeds op. Helaas, het heeft niet gebaat. De ‘Synodale Commissie van de Chr. Geref. Kerk’ publiceerde in ‘De Wekker’ van 19 Oct. 1894 de uitnodiging der Classis Amersfoort en het antwoord, dat, van harentwege, hierop gegeven werd. Zij deed dit, gelijk zij zeide, en met vette letter drukken liet, ‘om aan dergelijke kunstenarijen maar eens voorgoed een einde te maken’. (Zie ‘Bazuin’, Bijvoegsel, no. 43, 1894). ‘Kunstenarijen’ - dat woord heeft den toenmaligen ‘Bazuin’-redacteur smartelijk getroffen. We verwachten het niet in de aanstaande officiële missive, waarmee de deputaten der Chr. Geref. Synode zullen meedelen, hoe deze op een hernieuwde missive der Gereformeerde Kerken besloot te reageren. Maar of overigens zo heel veel veranderd is? Met name dan, wat den wil betreft, om eens te spreken over den ernst der werkelijke of vermeende verschillen? Wij vrezen, ziende op wat nog steeds gebeurt. Toch blijft de kwestie aan de orde. Dr A. Kuyper schreef: ‘Elks vrijheid moet geëerbiedigd, en zo ook die van deze broederen, om zich onder hun Hoofd Christus Jezus kerkelijk in te richten, gelijk zij dit naar Gods Woord achten verplicht te zijn. Hoe Dr Kuyper de zaak stelde, principieel genomen, blijkt hier wel duidelijk. Wij halen zijn woord niet op, om te verbitteren en daardoor het gesprek nog langer tegen te houden, maar juist omgekeerd, om te doen zien, hoe nijpend nog steeds het vraagstuk is. Als de Chr. Gereformeerden hunnerzijds consequent zijn, dan moeten zij van óns hetzelfde zeggen, als Dr Kuyper hier over hen schreef. Hoe scherper de formulering van het geschil, hoe krachtiger de liefde zich kan en zal laten opwekken tot haar werk. Prof. M. | |
[pagina 355]
| |
Noordtzij (‘Bazuin’, 941, 5 Jan. 1896) gebruikte het woord ‘scheurkerkjes’. En juist zulke naar de belijdenis teruggrijpende woorden, die over en weer het klimaat bepalen, waarin men voor God ademen moet (‘ik kan niet anders’), prikkelen tot kerkelijk en dus ook particulier zelfonderzoek en roepen tot eenheid door en in bekering. Het wegslijpen van de scherpe puntjes van déze kuyperiaanse en belijdenis-trouwe terminologie daarentegen doodt het zelfonderzoek, en maakt de vleugels der kerk lam. De kwestie geldt trouwens ook nog ten aanzien van de gereformeerden in de Herv. Kerk, oftewel ‘het synodaal instituut, dat den naam draagt van de “Nederlandse Hervormde Kerk”, en door ons altijd scherp onderscheiden wordt van hetgeen van Christus' Kerk nog in de banden van dit instituut gebonden ligt...’ (‘Heraut’, no. 845, 4 Maart 1894). Zo zei Dr Kuyper het. En het is niet geheel uitgesloten, dat er behalve onder de Chr. Gereformeerden, zo ook onder ons zijn, die déze principiële taal verleerd zijn. Soms proberen ze haar te smoren zelfs. |
|