De Kerk. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling III)
(1962)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdAanwezige deformatie. Kénmerken, die geen kenmerken zijnGa naar voetnoot*)‘Friesch Kerkblad’, redacteur Ds H. Veldkamp, heeft met ‘Pro Ecclesia’ een meningsverschil. Dat interesseert verder ‘Pro Ecclesia’, niet ons. Wel verwonderen we ons er over, dat, toen ‘Pro Ecclesia’, ter adstruering van zijn gevoelen, inzake de kwestie van ware of valse kerk, zich op een boek van Ds N. van Goor beriep, de redacteur van ‘Friesch Kerkblad’ op zeer hogen toon dit beroep wraakte, niet met ontleding van het aangevoerd citaat met behulp van logische redenering of onder verwijzing naar andere gedrukte stukken van Ds van Goor, doch door middel van...een sindsdien verkregen particulieren brief; een ‘bron’ dus, die aan ‘Pro Ecclesia’ niet ten dienste kon staan. Als Ds Veldkamp ook Prof. Hepp eens vroeg zulke brieven te vragen van hen, die hij citeert? Maar dit is het niet, wat mij hier bezighoudt. Het is de zaak zelf, die thans door Ds H. Veldkamp wordt opgeworpen. Ds van Goor had geschreven: ‘Het is niet te ontkennen, dat bij het Herv. Kerkgenootschap, zoals zich dat na 1816 openbaart, de kenmerken der ware kerk gemist worden’. ‘Pro Ecclesia’ had daarmee instemming betuigd. Nu schrijft ‘Friesch Kerkblad’: Gedachtig aan het feit, dat niemand beter dan de auteur zelf zèggen kan wàt hij bedoeld heeft, laat ik Ds van Goor zelf aan het woord, die op een schrijven mijnerzijds wel zo vriendelijk was, zijn bedoeling nader te verduidelijken. | |
[pagina 326]
| |
ze nog spreken, aan de vele citatendragers, citatenverknoeiers en buiksprekers onzer generatie. Dat is oratorie. Terecht zegt dan ook de schrijver daarna: ‘Ter zake’. We luisteren. Ds v. Goor schrijft verder: ‘Ik heb bedoeld dat door de organisatie van 1816 de kenmerken niet aan den dag kunnen treden; ze zijn latent’. Ik aarzel niet, zulke sofismen - zodra ze verderen opbouw dienen moeten - symptomen van niet eens meer dreigende deformatie te noemen. In dit geval is zulk een redenering uit praemissen tot conclusie een rechtstreekse ontkrachting van de belijdenis. Wie in haar artikelen de kenmerken der ware kerk en der valse kerk nazoekt, ontdekt al spoedig, dat het bij die kenmerken gaat om publieke zaken: rechte prediking, bediening der sacramenten naar de inzetting van Christus, vervolging der gehoorzamen, eigen inzettingen boven Gods Woord plaatsen etc. En dat zou ‘latent’ kunnen zijn? Maar dan zijn er kenmerken, die geen kenmerken meer zijn. De Dordtse Leerregels zeggen ergens: een onzekere zekerheid kan niet bestaan. Niets te kennen gevende kenmerken soms wel? Want wat latent is, onttrekt zich aan den kennisdienst. De confessionele broeders, bestreden in mijn brochure ‘Ons aller Moeder’, kunnen wel tevreden zijn met zulke spitsvondigheden. Maar gereformeerden bedroeven zich daarover. Men verzeilt hier niet in de leer der ‘docta ignorantia’ (geleerde onwetendheid), doch in die der ‘ignorans doctrina’ (onwetende geleerdheid: kenmerken die niet te hanteren zijn). Als de kenmerken der ware kerk latent kunnen zijn, dan die der valse ook. Dan gaan àlle kenmerken hun dienst verliezen, en er is niets meer te kennen. Zo is het te verstaan, dat het apologetisch goud der Doleantie en der Afscheiding verdonkert bij enkele penvoerders. En als dan van publieke, voor ieder constateerbare kenmerken dit gezegd wordt, hoe moet het dan met de goede werken, die volgens Melchior Leydekker ‘signa’ (kentekenen) des geloofs zijn? Hij zegt er bij: habet autem fides aliunde certitudinem suam: het geloof heeft zijn zekerheid niet uit de ‘signa’, doch uit Gods beloften. Het zij zo. Maar Ds Veldkamp wil dan anderen, die het met Leydekker eens zijn, verzoeken, een gravamen tegen de belijdenis | |
[pagina 327]
| |
in te dienen (ook al zijn ze 't met den Catechismus eens). Laat hem zelf liever een gravamen indienen: 't zelfonderzoek der valse en der ware kerk gaat op die manier helemaal teloor. En óns onderzoek ook. Latente openbaarheden! In gewone tijden zou men zo iets laten lopen. In deze dagen van verontrusting der kerk evenwel onder felle aanklachten tegen hoogleraren der V.U., onder steunverlening ook van Ds Veldkamp, legt men toch even den vinger bij zulk een paradox. |
|