Op dezelfde manier als Kanaän's steden, niet door Israël gebouwd, echter ook niet door Israël gestolen, maar aan Gods oude bondsvolk door zijn Bondsgod geschonken werden.
Ja, zo moeten we het verklaren, als we zeggen: ze zijn door Roomsen gebouwd, Roomsen, die als onze vijanden Hervormde voorvaderen hier en elders te vuur en te zwaard vervolgden.
Onze Bondsgod heeft door zijn voorzienig bestel deze kerken hun ontnomen en aan onze vaderen gegeven.
We kunnen het echter ook anders zien.
Niet door ons-vijandige Roomsen werden deze kerken oorspronkelijk gebouwd, maar door Roomse Christenen. Dan mogen we zeggen: Onze kerken zijn het, want ze werden door onze voorvaderen gebouwd. Als christenen waren zij onze voorvaderen, helaas besmet met Rooms bijgeloof, dat zich ook in de beelden in hunne kerken vertoonde. Wij hielden de kerken, door onze voorvaderen gebouwd, maar reinigden ze van de openbaring van bijgeloof, waardoor ze verontreinigd werden.
Maar zo blijkt dan, dat we alleen kunnen spreken van onze Kathedralen krachtens een belijdenis, die wij belijden als erkentenis van goddelijke Waarheid.
Twee vragen dringen zich o.m. op:
1. | als nu eens de ‘roomse’ leiders, met evenveel succes als thans de hervormden doen, hadden gezegd: ‘God heeft aan onze kerk nog geen scheidbrief gegeven’, of: ‘ge moet het juk, waaronder we zuchten, niet als wezen -, doch als wél-wezens-kwestie opvatten!’, - waren dan de kathedralen hun gebleven? |
| |
2. | hoe staat het met hen, die de hervormde kerk hebben willen reinigen van ongeloof? hebben zij geen recht, ‘wijl’ ze tot de dáád der reformatie gekomen zijn, doch de door Dr Kromsigt bedoelde vaderen wél recht, ‘hoewel’ ze tot de dáád der reformatie gekomen zijn? |
|
-
voetnoot**)
- De Ref., 1 mei 1936, 16e jrg. no. 31, bl. 264 (Persschouw).
|