De Kerk. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling III)
(1962)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdWereld-GebedsweekGa naar voetnoot*)Eén der gereformeerde predikanten schrijft mij: ‘U zoudt me bijzonder verplichten, wanneer U me, langs welken weg ook, uw oordeel wilde zeggen over 't deelnemen van Geref. predikanten aan de “Wereld-Gebedsweek”, zoals die ook weer in de eerste volle week van 1936 zal gehouden worden. | |
[pagina 264]
| |
lopen, wij zonder bezwaar eraan kunnen deelnemen, al dan niet? Of acht U, dat er van onze zijde zekere condities moeten gesteld? En zo ja, welke dan? Tot zover de vraag, die mij gesteld werd. Naar mijn mening moet in de gegeven situatie worden nagelaten, wat vroeger wél kon, en ook door mij zelf - al was het niet zonder bezwaar - gedaan is: Want wie is ‘orthodox’? Een echte Barthiaan zéker niet. De oude indeling vrijzinnig-orthodox is voor goed vervallen. Bovendien: wat is bidden? Bidden is o.m. den enig-waren God aanroepen, om - wat Hij geboden heeft te bidden. Met deze leer-omtrent-het-gebed snijdt de gereformeerde belijdenis allen religiositeits-cultus af, bindt hij het gebed aan de objectieve openbaring in de historie, en houdt hij vast, dat men weten kan, wat God geboden heeft, van Hem te verlangen. Maar a) een Barthiaan ontkent de historische openbaring (een ‘Ereignis’, dat ‘geschichtlich’ heet is bij Barth - al zien velen dit verschil niet - toch heus nog niet historisch, is juist het tegendeel van historisch), en b) inzake den inhoud van wat God geboden heeft, denken Barthianen, en ook verscheiden anders-gebakerden onder de bedoelde groepen volmaakt het tegendeel vaak van wat schrijver en ik menen, dat God geboden heeft te bidden. Zo komt het sámen-bidden in gedrang. Het wordt onmogelijk, niet door onze schuld, doch door de schuld van hen, die op papier de belijdenis handhaven, doch in werkelijkheid haar in 't openbaar op alle essentiële punten weerspreken. Die mensen hebben de situatie veranderd, wij niet. En in zulke omstandigheden is het enige, wat te doen staat, dat we niet meer samen-bidden, doch vóór de anderen bidden. En zelf bidden om trouw te blijven aan dien eersten geweldigen eis, dien de Heidelb. Catechismus in Zondag 45 aan alle bidders stelt. Want met dien eis heeft het Calvinisme alle gebedstheorie à la Heiler bij voorbaat afgewezen, en alle ‘gebed’ als zelf-prolongatie, d.w.z. als uiting, en naïeve ontlading van een religieuzen ‘habitus’ of ‘aanleg’, zonder een dóórgaand ‘wirksames’ (‘zweck setzendes’) ‘Handeln’, zonder binding aan de wet en zonder najaging van een zeer concreet gesteld doel, radikaal veroordeeld. Bovendien heeft deze Catechismus-eis, juist door zijn onderstellinggen, die ieder gereformeerd dominee aanvaard heeft, het Barthianisme met zijn onderstellingen bij voorbaat afgewezen. Zulk een wereld-gebeds-week is daarom in dezen tijd niet meer dan een krampachtig pogen om te doen-alsof we nog één konden zijn, terwijl | |
[pagina 265]
| |
de eenheid zelf door de anderen is losgelaten en verbroken. Juist om later weer saam te kunnen bidden, is het nodig, onze grondgedachten door strijd te praeciseren en te redden. Sommige broeders willen door zo'n gebedsweek den strijd vergeten, ik wil door den strijd een gemeenschappelijk gebed zien mogelijk worden. Bidden is nuchterst werk. |
|