De Kerk. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling III)
(1962)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdVraagbeantwoording over de KerkGa naar voetnoot*)T. te S.U. schrijft mij het volgende: ‘In een pas verschenen werk van Dr G. Oorthuys, getiteld: ‘Kruispunten op den weg der Kerk’, las ik op pag. 141 dezen merkwaardigen zin: ‘In menige lege Kerk in N. Holland is er geen Kerk meer, om de vrijzinnige vroomheid, die erin gepredikt wordt. Maar toch is Gods Kerk er nog, om Christus, die wacht’. (cursivering van Dr Oorthuys). | |
[pagina 253]
| |
Ik vind hier een inconsequentie, die mij inderdaad raadselachtig voorkomt bij een theoloog als Dr Oorthuys, die op dezelfde pagina van het door mij geciteerde boek zegt: ‘Men beproeve nimmer groepen zonder Christus bij de Kerk te houden en hun een wettige plaats in de Kerk te bereiden. Want zonder Hem is het onmogelijk Kerk te zijn’. Tot zover Uw brief. Ik ben het met U eens, dat de uitlating van Dr O. raadselachtig is. De kerk is er en is er toch niet? Hier is weer de fout, gesignaleerd in mijn ‘Ons aller Moeder’, dat men in zijn denken uitgaat van de gegevenheid van een bepaald instituut, en dan net doet alsof ‘het institueren’ niet meer de dagelijkse voortgaande roeping is der gelovigen. In de lijn van deze valse redenering geeft men dan aan dat bepaalde instituut, waarop men zijn zinnen eenmaal gezet heeft, het ‘recht’, Christus al of niet te laten wachten. Of, beter gezegd, men dicht Hem de intentie toe, speciaal op dat instituut te blijven wachten, zolang het niet Hem, doch die ‘kerk’ belieft. In de lijn van de betere beschouwing evenwel ligt de erkenning, dat daar waar men gehoorzaamheid toont, de kerk realiter vergaderd wordt. De Zoon Gods vergadert (onvoltooid tegenwoordige tijd) elken dag (Zondag 21). De wijze van dit vergaderen kan ik alleen kennen uit Zijn eigen Woord. Uit dat Woord weet ik, dat Zijn werk-van-vergaderen dus blijken moet uit zijn vruchten. En die vruchten zijn, dat de onwilligen gewillig worden gemaakt, en zij, die Hem maar laten wachten, metterdaad gaan zien, dat Hij voor zich geen pauze kent in Zijn werken, en dùs ook niet hun een moratorium geeft voor het húnne. Natuurlijk is ook hun optreden zelf weer alleen aangewezen op zijn uitdrukkelijk bevel - vandaar de bindende kracht van alle góede regelen van kerkrecht - maar tot geen enkelen goeden kerkrechtregel behoort het brutale ‘Christus laten wachten’. Heden, zo gij Zijn stem hoort, verhardt Uw harten niet. Het is droevig, dat men dit woord wel preekt voor ‘de ziel’, maar niet voor den mens en de mensen in al hun private en communale doen en laten. Deed men dat laatste, dan zou het kerk-vraagstuk direct in al zijn verschrikkelijkheid voor de ogen van prekers en hoorders gaan staan.
D. te E. Uw vraag handelt over overheid en kerk. ‘Gaat’, zo vraagt U, de overheid niet ‘uit’ van de gemene gratie en de kerk niet van de particuliere genade? Antwoord: neen. Dat woord ‘uitgaan’ deugt hier niet. Er zou een ‘overheid’ geweest zijn, óók zonder zonde. Slechts dat de overheid vandaag dwingen moet, is een gevolg van de zonde. Er zou een ‘mensheid Gods’ geweest zijn, óók zonder zonde | |
[pagina 254]
| |
(zij was er trouwens reeds in het paradijs). Tengevolge van Gods na de zonde intredende genade wórdt de mensheid Gods (vóórgekend voor alle eeuwigheid) tot kerk, d.w.z. tot eigendom van de Kurios, ChristusGa naar voetnoot1). Deze kerk is dan identiek met de ‘voorgekende’ mensheid, ze krijgt ook wel, van het standpunt van een gevallen wereld uit, den postúmen (!) naam van ‘nieuwe mensheid, maar ze is toch feitelijk “de oude”, omdat de grenzen van de waarachtige mensheid vastliggen in de vóórkennis van den raad van God. Geeft straks Christus het koninkrijk aan den Vader over, dan zal dus de “nieuwe” mensheid, die de oude is, de vóórgekende’, ook niet meer in dezen directen zin ‘kerk’ heten kunnen, omdat de Kurios zijn heerschappij heeft overgedragen aan den Vader. Zie voor den achtergrond van deze dingen mijn artikelen over het verbond als grondwettig woord in de laatste nummers, en voorts een binnen enkele weken verschijnend boek: ‘Wat is de Hemel?’ |
|