De Kerk. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling III)
(1962)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 245]
| |
Stellingen inzake de KerkGa naar voetnoot*)IDát er een kerk is, kan men niet zien, doch slechts geloven. Elke bepaling van het ‘wezen’ der kerk (stel, dat er van zulk een wezen zou te spreken zijn) uit hetgeen men in de wereld hier beneden ziet, of op grond van andere axiomata, dan de Schrift geopenbaard heeft, is dus een werk van niet-geloof of ongeloof, - zelfs al zouden er ettelijke waarheden in gezegd zijn. Waarheden ‘(uit)vinden’ is hoogmoed, ook in dezen. | |
II‘De kerk is nog nimmer aanschouwd. Niemand heeft ooit ‘de’ kerk gezien. Niemand heeft ooit ‘de mensheid’ gezien. Niemand heeft ooit het Nederlandse volk of een ander volk gezien. Want de kerk is niet ‘af’, evenmin als de mensheid, een volk. Eerst als de laatste uitverkorene zal geloven en wandelen overeenkomstig het geloof zal ‘de’ kerk haar pleroma hebben bereikt. Ook dan evenwel is het ‘zien’ ervan in één en dezelfde zienswijze eerst mogelijk aan de overzijde van de grens, die deze bedeling scheidt van de toekomende. | |
IIIEr is dus strikt genomen nog niet een ‘zichtbare’ kerk. Er zijn slechts tijdelijke en plaatselijke delen en verrichtingen van zulke delen der kerk te zien. B.v. bepaalde manieren van inrichting en organisatie van het leven van zulke kerk-delen in een bepaalden tijd (Oud-, Nieuw-Testament, voor en na de reformatie), of in een bepaalde plaats, (op aarde, in den hemel, in Nederland, Rusland, Java etc.). | |
[pagina 246]
| |
IVAangezien het begrip ‘onzichtbaar’ bepaald is door dat van ‘zichtbaar’, valt dus ook de noodzaak van het spreken over een ‘onzichtbare kerk’ weg. | |
VDe kerk is door God gewild; de Zoon Gods immers vergadert zich een gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren, door zijn Geest en Woord. Hij doet dit van het begin der wereld tot aan haar einde. Hij is dus vandaag er mee bezig, en morgen, en tot aan den laatsten dag toe. Hij is daartoe aan het werk, in den onvoltooid tegenwoordigen tijd. Neem nu eens aan dat er maar één timmerman is in de hele wereld, die heel den wereldtijd nodig heeft voor het maken van de enige tafel, die hij afleveren zal aan 't eind, dan kan toch niemand van den man, die de tafel maakt, iets goeds zeggen, zolang de lofprijzing zich durft gronden op een ‘phaenomenologisch’ opgebouwd betoog over de ‘zichtbare’ en de ‘onzichtbare’ tafel, die hen daar aan het maken is? Zó moet dan ook niemand den Zoon Gods vermoeien met doxologieën, naar aanleiding van ‘phaenomenologisch’ opgebouwde theorieën over ‘de’ ‘zichtbare’ en ‘de’ ‘onzichtbare’ kerk. Wat weten wij ervan hoe de tafel van den timmerman er uit zal zien, stel dat er maar één timmerman in de wereld is en maar één tafel...en stel dat wijzelf het hout zijn, dat hij snijdt en besnijdt om zijn tafel ervan te maken? ‘De’ kerk is nog nimmer een phaenomeen geweest; en voorts is er maar één Heer, en wordt er slechts de éne kerk éénmaal gemaakt. Socrates kan hier geen ‘begrip’ van de kerk geven, want er is slechts één kerk; en hij heeft voor begripsvorming meer dan één ‘exemplaar’ nodig. En Plato kan het ook niet; het enkele feit reeds, dat de kerk sedert de eerste UITblazing van adem uit menselijke neusgaten (het eerste sterfgeval) over twee ‘werelden’ verdeeld is, gelijk de hemelse ‘hiërarchie’ zulks is, sedert de eerste INblazing van den adem in menselijke neusgaten, verhindert Plato met behulp van zijn twee-werelden-leer een ‘wezen’ der kerk te construeren. En wijl voorts niemand iets van de kerk zeggen kan, zonder de Schrift, is elk woord over de kerk aan haar gebonden. | |
VIGelijk reeds gezegd is, wordt de kerk elken dag vergaderd (bijeengebracht) door den levenden Heer (Kurios) Jezus | |
[pagina 247]
| |
Christus. Dit vergaderen geschiedt dagelijks in de onvoltooid tegenwoordigen tijd. Elke onderscheiding tussen ‘wezen en ‘wel-wezen’, tussen ‘zichtbare’ en ‘onzichtbare’ kerk, tussen kerk als ‘organisme’ en kerk als ‘instituut’ is daarom vals en fataal, indien zij de dagelijks in onvoltooid tegenwoordigen tijd geschiedende samen-kómst der gelovigen losmaakt (abstraheert) van de eveneens dagelijks in onvoltooid-tegenwoordigen tijd zich voortzettende samen-trekking der gelovigen door Jezus Christus (congregatie der gelovigen). | |
VIIChristus' samen-trekkings-werk is het dagelijks voorwerp van Zijn gebed. Het is dus de weg tot voltooiing der wereld, men is alleen dán Zijn medearbeider, en dus ook alleen dan sociaal, als men den concreten kerk-vergaderingsarbeid, zover het geloof zien kan, in gehoorzaamheid aan Zijn gebod volbrengt. Alleen Zijn geopenbaarde Woord toch geeft ons de lijnen aan, waarlangs Zijn gebed zich beweegt en den Vader bewegen wil, en beweegt, tot het bewegen-van-ons. | |
VIIIElke fixatie van een kerk-formatie, waarbij tot principe van het samenkomen en samenhouden der gelovigen genomen wordt, hetzij de uitverkiezing, of het geloof, of de aanwijsbare heiligmaking van een enkeling, alsof dit ‘gecultiveerd’, ‘verzorgd’, ‘versterkt’ worden moest, zonder dat gevraagd wordt naar het actuele medearbeiderschap met den kerkvergaderenden Christus is derhalve ongehoorzaamheid. Gelijk gezinsvorming niet afhankelijk mag zijn van de vraag: hoe krijgt de aanwezige gezinsgemeenschap rust in haar naar binnen gekeerde zelfbehagen, doch geschieden moet met de begeerte, dat God de massa van zijn kinderen uit ons voortbrenge, zo moet elke kerkformatie, insteê van te vragen, hoe de ergens aanwezige gemeenschap van gelovigen rust vinde in haar gegeven samen-zijn, zich steeds weer laten bepalen door de vraag: hoe Christus de massa Zijner uitverkorenen uit en door ons vergadert. | |
IXHierdoor is de opvatting van de Kerk als ‘Heilsanstalt’ absoluut veroordeeld. | |
XHierdoor is tevens als konstitutief ‘kenmerk’ van de kerk van den eersten rang erkend de wil, en de daad van het | |
[pagina 248]
| |
vergaderen der gelovigen tot één lichaam, Oecumenisch-willen is primair kenmerk der kerk; de vraag hoe en wanneer de kerkformatie werkelijk oecumenisch is, zal alleen te beantwoorden zijn door den bekend gemaakten, geopenbaarden, uitgedrukten wil van God. | |
XIOmdat het willen-vergaderen der gelovigen uit alle plaatsen en gedurende alle tijden het eerste kenmerk der kerk is (wijl daarin Christus' werk zich in ons mede-arbeiden met Hem voltrekt), is het een principiële fout van den aller-eersten rang, indien men ‘kenmerken’ der kerk, of ‘indelingen’ der kerk tracht te geven, waarvan de criteria óf tegen dit criterium strijden, óf ervan geabstraheerd zijn. | |
XIIZulk een fout begaat, wie b.v. de kenmerken der kerk (een gezelschap) bepaalt onder het gezichtspunt van strikt-persoonlijke gebeurtenissen of ervaringen. Want persoonlijke belevingen zijn geen eigenlijke criteria voor een vergadering, een gemeenschapsvorming, als zodanig. | |
XIIIDe onder 1 afgewezen methode volgt men b.v. in veel gevallen, waarin men de onderscheidingen in het leven roept van ‘onzichtbare of zichtbare’, van ‘strijdende of triumferende kerk’. Bij de eerste onderscheiding toch denkt men vaak aan de vraag, of iemand geloof heeft, ja dan neen; en bij de tweede aan de vraag, of hij nog kampen moet tegen zonden en rampen van deze bedeling, ja dan neen. Maar beide vragen raken strikt persoonlijke kwesties-van-biografie. | |
XIVUiteraard hebben zulke strikt-persoonlijke kwesties wel hun betekenis in het verder zich ontwikkelen of achteruitgaan van het leven der kerk. Maar dit is toch geen reden, om ze toch tot indelingsprincipe of kenprincipe speciaal van de KERK te maken. Ze werken immers ook in op leven en lot van niet-kerkelijke organisaties. Elke christelijke organisatie lijdt, indien er in haar hypocrieten zijn. Elke organisatie van gelovende mensen, ook een niet-kerkelijke, is, ‘onzichtbaar’ inzoverre men het geloof niet ‘zien’ kan (evenmin als b.v. de denkkracht, de melancholie), en ‘zichtbaar’, inzoverre het geloof het niet láten kan, te werken-naar-buiten (evenmin als b.v. de denkkracht, de melancholie). En wat de | |
[pagina 249]
| |
‘strijdende en triumferende’ ‘kerk’ aangaat, onder triumferende ‘kerk’ verstaat men ongeveer hetzelfde als de gemeenschap der verlosten, en tot den hemel gebrachten. Die tot haar behoren, hebben op aarde evenwel óók in ándere dan bepaald-kerkelijk verhoudingen geleefd. Ook daarin hebben zij gestreden (tegen de zonde) en triumferen zij thans (d.w.z ze zijn in-beginsel de zonde te boven gekomen). Zover dus de onderscheiding ‘strijdend-triumferend’ zin hééft, past zij b.v. óók op een christelijke vakorganisatie, een christelijke vriendenkring, een christelijke muziekclub etc. | |
XVDergelijke den (kerk)-vergaderings-factor buiten beschouwing latende indeling-criteria zijn de oorzaak van menig misverstand inzake de kerk. | |
XVIZo heeft de langs dézen weg(!) verkregen onderscheiding van ‘onzichtbare en zichtbare kerk’ vaak tot gevolg gehad, dat men hele gezelschappen van sectarische origine en praktijk toch als ‘ware kerken’ bezag, om de eenvoudige reden, dat ze toch dat ‘onzichtbare’ (geloof) van haar leden verwachtte. Hetgeen ook in elk conventikel gebeurt. En in een christelijke sportvereniging. De vraag evenwel wat men deed, om met Christus te VERGADEREN, raakte als punt van primair belang niet meer de concientie. Men liet na het eerste der KERK-wet. | |
XVIIJa, men fantaseerde zelfs op een gelijke wijze zondigende kerk-in-den-hemel; de z.g. triumferende kerk hierboven, tegenover de strijdende van hier-beneden. De triumf der (nog maar aanvankelijk) zaligen werd onderscheiden van het ‘strijden’, dat deze zelfde thans zálige personen op aarde hadden gedaan. Naar deze strikt persoonlijke ondervinding werd dan een kerkindeling gegeven. Maar juist als nog wórdende kerk (die over twee plaatsen, ‘boven’ en ‘beneden’, verdeeld is) kan de kerk nimmer zeggen, dat ze reeds in haar vergaderings-werk toekwam aan het gemeenschappelijk triumferen. Triumferen (in voltooid tegenwoordigen tijd) doet slechts, wie klaar is. Christus nu is als Vergaderaar der kerk nog lang niet klaar. Dus is ook de kerk in haar kèrk-zaken nog niet gereed. En wel triumfeert de Christus in ónvoltooid tegenwoordigen tijd dagelijks; maar | |
[pagina 250]
| |
dit overkomt eveneens (uit Hem) de z.g. strijdende kerk (meer-dan-overwinnaars; geloof overwint de wereld). Christus triumfeert in-onvoltooid-tegenwoordigen-tijd, wijl Hij dagelijks strijdt in-onvoltooid-tegenwoordigen-tijd. (Zijn strijd is een ‘gelukkig’ strijden). Maar datzelfde geschiedt ook de z.g. triumferende kerk. Zij strijdt dagelijks in de gebeden (het állerscherpste wapen vgl. Op. 5 en 11). Zo zoekt ook zij de kerk ‘áf’ te krijgen, voltooid. Een ‘triumferende kerk’, die haar triumf van den énen concreten kerkstrijd (over de beide afdelingen, boven en beneden) abstraheren zou, ware sectarisch, precies gelijk het stichtelijk gezelschap, de ‘scheurkerk’, het conventikel, bedoeld onder XVI. | |
XVIIIIn het licht van deze gedachten ziet men de gruwelijkheid van het sectarisme: het gaat tegen het bidden van Christus en de (aanvankelijk) zaligen in, keert dus het wapen van een beneden-afdeling van gelovenden tegen het wapen der boven-afdeling van (ook nog) gelovenden; is dus ‘gruwel der verwoesting ter plaatse, waar hij juist het allerminst behoort’. | |
XIXDe z.g. strijdende kerk triumfeert dus dagelijks, de z.g. triumferende kerk strijdt dagelijks. In ál haar plaatsen (op aarde en in den hemel) strijdt en triumfeert de kerk van ogenblik tot ogenblik, en bewijst daarin dat zij het méé-arbeiden met den vergaderenden Christus als kenmerk van haar leven ziet. |
|