Ds Mak houde het mij ten goede, dat ik daarvan niets geloof. Zeker, men heeft den naam van Calvijn weer met nadruk genoemd. Maar dat is heel wat anders, dan diens theologie voor het forum brengen, en daarin een bestaanden tegenstand te breken. Heeft niet Emil Brunner in zijn laatste ‘gesprek met Barth’ (Natur und Gnade) zijn laatste woord tot Barth doen uitlopen op de erkenning, dat indien de door Ds Mak bedoelde kring vroeger bij Calvijn ter schole was gegaan, onder de leerlingen (hier is bedoeld de groep die ook Ds Mak op het oog heeft) niet zulk een strijd ontstaan zou zijn, als nu metterdaad ontbrand is? Een strijd, die heel dezen kring van theologen uiteen geslagen heeft, en binnen tien jaar het groepje heeft verstrooid? Het wordt, zo zegt Brunner, hoog tijd, dat men het verzuim nog inhaalt.
Dit is een andere kijk dan Ds Mak op de toestanden heeft. Maar daarin wordt bevestigd wat geschreven is door de Nederlandse gereformeerden, die opgetreden zijn tegen de dialectische theologie. Is nu niet op dit éne punt de klacht van Ds Mak onwezenlijk gebleken?
En wanneer in dezen tijd dan óók onzerzijds daarop telkens weer gewezen wordt, dan is dat in den grond der zaak niet een roepen om terugkeer naar het oude, zoals Ds Mak, zonder iemand te noemen, constateert, doch dan is dat de vraag, om royale afbakening, over en weer, van de positie. Wij geven Ds Mak gaarne toe, dat op veel punten het gesprek bij de Gereformeerden is doodgelopen. Wij wijzen echter alle beschuldigingen juist als beschuldigingen af, welke niet rekening houden met het dubbele feit:
a. dat over heel de linie der orthodoxie ALLE gesprekken vandaag zijn doodgelopen, omdat men zich heeft vastgezet in een onwaarachtigheidspositie, die andere woorden hanteert dan eigenlijk gemeend zijn (de confessionelen in de Hervormde kerk, de dialectische theologie, het vasthouden aan een confessioneel ‘uitgangspunt’, met gelijktijdige ontkenning hetzij van de mogelijkheid, hetzij van de betrouwbaarheid van het beweerde uitgangspunt);
b. dat in den strijd, die gevoerd wordt vóór de bezinning over deze grondvragen menigeen over den ernst van de vragen heenloopt, en al maar door roept om reformatie, en om verrijking van het Gereformeerde leven, zonder dat allereerst de bede gesteund en overgenomen wordt, de bede om ons eens rustig en eerlijk af te vragen: hebben wij nog wel eens een uitgangspunt: ‘wij’ nu als groot-orthodoxe groep genomen?
Soms is de situatie ironisch. Wie in de Gereformeerde pers dergelijke problemen behandelt, wordt als vechtjas aangezien, en door