voor een deel: ze vrezen, dat op die manier de ene kerkgroep al meer van de andere zich verwijdert, en dat straks de hereniging van wat bijeenhoort er maar door bemoeilijkt worden zal. Wie dan in het ene geval zich verblijdt, moet niet dadelijk in het andere gaan ‘doleren’.
Ik geloof dan ook, dat zolang Nederlands Gereformeerden zich niet bekeren van het goddeloze scheuren-maken, waar het volstrekt overbodig is - met als gevolg daarvan een vallen in het andere uiterste: een loze-kalk-pleistering over diepgaande scheuren, die wel degelijk betekenis hebben - overal de reformatie wordt verhinderd en in kiem gesmoord. En als men dan die kerkverscheuring goedpraat, en met haar bedrijvers coquetteert, dan kan men klagen zoveel men wil over het altijd maar weer achterblijvende volk: men vergeet evenwel, dat de practijk erop uitloopt, dat men zich bindt aan allerlei kenmerkjes, van den buitenkant (1, 2, of 3 gezangen, vóór 12, maar tegen 12 plus 17 liederen), dat men zich blind staart op theologische probleempjes, die men geen dag zelfs naar hun dilemma kon overeind houden, indien men zijn tijd bijhield, en wat meer daarvan zij.
Het aan de orde stellen nu van déze kwesties is daarom broodnodig. Ds Mak schrijft: elke generatie krijgt de Synode, die ze verdient. Ik antwoord: ze krijgt de dolerenden, die ze verdient. Laat mij het ronduit zeggen mogen: eigenlijk vind ik al dat geroep om wat meer gezangen (die ik met genoegen zal zien komen) met gelijktijdige betuiging van aversie tegen het aan de orde stellen van de kerkelijke polemiek een beetje onwezenlijk.
Juist aan ds Mak zeg ik dat. Want hij spreekt - terecht - telkens over het verbond en zijn verplichtingen. Welnu: juist de rechte verbondsbeschouwing noopt tot het blijven behandelen van veel verzwegen conflicten.
Op dit punt heeft het bekende pleit van Micha, den profeet, grote betekenis. Eén van de fijne puntjes toch in Micha's profetische rede tegen de ontrouwe bondsgemeenschap is dit: het volk klaagt wel, over veel en velerlei, doch maakt daar zijnerzijds geen rechtsgeding van, - hoewel dit toch eigenlijk een directe eis is van het verbond, dat bij voorbaat alles plaatste onder het striktste rechtsverband. Het volk - aldus Micha - klaagt wel, dat Jahwe het vermoeit, en zijn leven schade toebrengt, maar het brengt deze klacht niet binnen den hel-verlichten onderzoekingskring van de vierschaar van het verbond. En nu haalt de profeet dat verzwegen punt overeenkomstig den aard van het verbond officieel als procespunt naar voren toe. ‘O mijn volk,