De Kerk. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling III)
(1962)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd‘Dolerende opmerkingen’Ga naar voetnoot**)Onder ‘Persschouw’ vinden de lezers een artikel van ds C. Mak, overgenomen uit het kerkblad der Geref. Kerken in N.O.-Indië. Naar | |
[pagina 143]
| |
belofte plaatsen we hier enkele opmerkingen in terugslag op dit artikelGa naar voetnoot*) We kiezen als een der belangrijkste punten de door ds Mak gestelde vraag, of we wel ‘opschieten met de reformatie van ons kerkelijk leven. Of niet de vrees ons terughoudt van het invoeren van maatregelen, die de reformatorische actie verder voeren. Zo dan met name voor wat de liturgie betreft. Blijkbaar toch gaan de verlangens van ds Mak verder dan die, waaraan voldaan is door de synode in betrekking tot de nog-enige gezangen, de liturgische formulieren, etc. En nu stelt ds Mak daartegenover de gedachte, dat er een andere ‘sfeer’ moet komen, de sfeer van den Heiligen Geest. Zonder verder over dat woord ‘sfeer’ te spreken, zonder ook uit de geschiedenis de voorbeelden aan te halen van een doodlopen der discussie (d.w.z. van een door den Geest gewilde werkzaamheid) door het invoeren van de leus van ‘terugkeer tot de sfeer van den Heiligen Geest’, willen we gaarne erkennen, dat er ook in Nederland zeer velen zijn, wier verlangens verder gaan, dan het punt, waar de synode halt heeft gehouden. Dat is ook niets nieuws. Het is in de pers meer dan eens rondweg gezegd. Ook de deputaten zelf, die van advies gediend hebben, zullen voor hun persoonlijk leven verder willen gaan dan thans in hun met àllen rekening houdend advies gebleken is. Maar nu klemt juist daarom de vraag, die ds Mak opwierp: wat is de sfeer van den Heiligen Geest. Om te beginnen met wat reeds in mijn laatste woorden om den hoek kwam gluren: elke reformatie, die uit den Heiligen Geest is, rekent met allen. Niet met een gedeelte. Niet met een kring. Ook niet met een kring van fijnproevers, intellectuelen, beter-wetenden, ‘geestelijken’, vaste-spijze-eters. Reeds dit éne puntje verdient hier de volle aandacht. Met volle waardering van de goede bedoelingen, waarvan ds Maks artikel blijk geeft, vraag ik me toch af: weten auteurs in Indië zich nog wel te herinneren, wat er in het moederland gebeurt? Weten ze, hoe hier het schisma èlk ogenblik voor de deur ligt? Ik vrees dat ze het soms vergeten. Zij hebben zelf het voorrecht (dus ook het gevaar!) van te leven in een kring van mensen, die door beroep, levensgang, levens-ontwikkeling het dikwijls verder hebben gebracht in de kunst van | |
[pagina 144]
| |
wèl-onderscheiden, dan vele duizenden, die - God zij er voor gedankt - hier in het moederland leden der kerk zijn, en vaak trouwe leden. Feitelijk is het kerkelijk leven in Indië enerzijds gelukkiger, anderzijds ongelukkiger dan dat in Nederland. Gelukkiger - men heeft er geen last van schismatische kerken, die met de hengel in de hand naar alle troebel water naarstiglijk onderzoek doen. Wij hebben dat hier wel. Ongelukkiger - want de pluriformiteit van het leven is er niet zo rijk als hier (de bonte schakering van de leden der kerk naar den zeer verscheiden ontwikkelings- en cultuur-interesse-graad ontbreekt ginds maar al te veel). Gevolg kan zijn, en is ook naar het schijnt bij sommigen, dat zij de moeilijkheden niet verstaan, waarvoor in Nederland elk, die ‘in den Geest’ wil leven, zich geplaatst ziet. Geen wonder - als bij hen een bezoek uit ApeldoornGa naar voetnoot*) komt, dan drinkt men samen met den gast een kopje thee, spreekt een goed woordje over de eenheid en schudt misschien het hoofd over het ruziemakende Holland. Maar als de Apeldoornse gast thuis is, dan is hij er bij - en hij komt met bijbel en votum en zegengroet - als in Flakkee of ergens elders theologisch misverstand en eigengerechtigheid den kop opsteekt voor het zoveelste schisma. Daarna drinkt men weer een kopje thee, maar de kring ziet er anders uit, dan wanneer men in witte pakjes zit onder de veranda. Is het nu ‘uit den Geest’, met de mensen van die laatste theevisite te rekenen, ja dan neen? M.i. is het een onbetwistbare eis van den Geest, dat er met hen gerekend wordt. Dat de reformatie-drang, juist om de eenheid der kerk te bewaren (waarover men bij die eerste theevisite zo broederlijk praten kon) zich beheerse, naar den eis, dien Paulus aan de ‘geestelijken’ stelt. Het is ongeestelijk, mensen die niet zo hard mee kunnen lopen als anderen, achter te laten op den weg, d.w.z. hen over te leveren aan de tweede thee-visite-sfeer in Neveldijk.Ga naar voetnoot**) Hoe lang zijn die mensen in hun natuurlijke ontwikkeling tegengehouden door valse leuzen? Mogen wij hen alleen de wrange gevolgen laten dragen van verkeerde voorlichting? Die is in den gezangenstrijd wel in zeer bizondere wijze noodlottig gebleken: ‘de’ gezangen zijn niet onderscheiden van ‘bepaalde’ gezangen; gezangen-in-vrijheid-gekozen zijn op één hoop geworpen met gezangen-van- | |
[pagina 145]
| |
boven-af-opgelegd. Een liturgisch vals gedacht principe van ‘in Gods huis alleen Gods Woord’ deed de rest. Welnu - ambtsdragers van heden moeten de gevolgen der fouten van vroegere ambtsdragers niet door de eenvoudigen alleen laten dragen. Dat is geestelijk; de rest is het niet. Volgende week iets anders. |
|