Wij doelen hier op wat Dr Kuyper schreef in ‘De Heraut’ van 17 februari 1901 (no. 1207). Daar wordt melding gemaakt van de bestrijding, die de heer Th.F. Bensdorp, Rooms Katholiek priester, in ‘De Katholiek’ (Deel CXIX, febr.-maart 1901) gegeven had, onder den titel: ‘Een fundamentele misvatting van Dr A. Kuyper of een hopeloos pleidooi’. We komen op dezen pennestrijd nog terug; thans bepalen we ons tot een historische herinnering.
Dr Kuyper, in ‘De Heraut’ melding doende van Pater Bensdorps bestrijding, prijst diens ernstigen wil en betoogtrant, en schrijft dan:
‘En in dat opzicht zou het ons dan ook een voorrecht zijn, indien we ruimte en tijd konden vinden, om haar op den voet te volgen en overtuiging tegen overtuiging, betoog tegenover betoog te plaatsen.
Voor een deel zullen we dat ter gelegener tijd dan ook stellig doen, al zal het wellicht niet in den vorm van anticritiek zijn. Het geldt hier een grondovertuiging en ook wij mogen nimmer aflaten, om de gronden dezer overtuiging telkens opnieuw te toetsen en de gapingen, die er nog in ons betoog zijn, aan te vullen; iets waarbij ook deze polemiek ons meer dan één plek zal kunnen aan de hand doen, waarbij nadere voorziening noodig is.’
Tot zover Dr Kuyper. Enkele cursieve woorden waren van ons.
Men ziet het: Dr Kuyper zelf geeft hier rondweg toe, dat men op dit ogenblik stellig teveel zou zeggen, als men beweerde, dat hij een afgeronde ‘leer’ der pluriformiteit had voorgedragen.
Het zal dus nu de vraag zijn, of hij dat dan misschien later heeft gedaan. Of hij láter zijn stellig gegeven belofte, betoog tegen betoog te plaatsen, heeft ingelost.
Nu is er reeds onlangs door anderen aan herinnerd, dat op dit punt Dr Kuyper den strijd tegen Pater Bensdorp feitelijk heeft laten liggen. Eén onzer predikanten, die zich voor deze kwestie zeer sterk interesseert, heeft de grote vriendelijkheid gehad, voor mij eens na te gaan, wat Dr Kuyper nadien - d.w.z. na de in het nr. van 17 febr. 1901 gegeven belofte - over de zaak heeft geschreven. Van het door ons gereleveerde citaat uit de ‘Gemeene Gratie’ (oorspronkelijk ‘De Heraut’ 1185, 16 sept. 1900), dat ook Pater Bensdorp aanleiding gegeven had tot zijn tegenopmerkingen, had immers Dr Kuyper zelf erkend, dat er ‘gapingen’ in aan den dag kwamen. Vrage dus: wat is na dien gegeven, om de gapingen aan te vullen, en zo aan de leerlingen, of wil men: epigonen (in neutralen zin dit woord thans gebruikt) grond te geven voor de bewering, dat Dr Kuyper inderdaad een ‘leer’ had voorgedragen?
Wie nagaat, wat er sinds geschreven is, vindt niet veel.
Allereerst denkt men natuurlijk aan de Encyclopaedie. Deel I kan buiten beschouwing blijven; het is historisch. Deel II is, wat de voor-