De Kerk. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling III)
(1960)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdPluriformiteit der kerk en epigonisme (nieuwe reeks) I.Ga naar voetnoot*)Die lezers, welke reeds tot ons ‘overjarig koren’ behoren, zullen zich herinneren, dat in den vorigen jaargang een artikelenreeks is geopend, welke bedoelde, antwoord te geven op een door Prof. Dr. V. Hepp in den almanak van het Studentencorps aan de Vrije Universiteit geschreven artikelGa naar voetnoot**). We hebben om een bepaalde reden die artikelen toen gedurende enigen tijd opgeschort. Men heeft gezegd, dat dat toch wel neerkomen zou op een loslaten van het onderwerp. Die dat gezegd hebben, mogen weten, waarom zij een pertinente | |
[pagina 385]
| |
verklaring, dat ik tegen het najaar vervolgen zou, beschouwd hebben als een diplomaten-woordje, dat de taal soms pleegt te gebruiken voor het verbergen der gedachte. In ieder geval zien zij thans, dat ze zich vergist hebben. Wijl ‘De Reformatie’ nog voortdurend nieuwe lezers winnen mag - en dat in dezen tijd - moet ik even ter wille van hen, die voor 't eerst ons blad lezen, een korte herinnering geven aan wat reeds afgehandeld is. In den almanak stond een artikel, waarin de bestrijding van de pluriformiteitsleer werd gequalificeerd als een uiting van epigonisme. De tekst van het artikel - ook op dit punt letterlijk aangehaald - bewees, dat de schrijver ook bestrijden wilde, wat door mij in ‘De Reformatie’ was opgemerkt. Sommigen hebben dat ontkend, maar konden dit slechts doen door de stellige verzekering van het artikel zelf te weerspreken. Den moed daartoe heb ik evenmin als den wil ertoe. Het was dus geen aanval mijnerzijds, doch alleen verdediging van zonder enige polemiek geschreven beschouwingen, toen ik in den vorigen jaargang begon het artikel te beantwoorden. Naar bescheiden mening heb ik geen regel bestreden, zonder hem eerst letterlijk te citeren. Ik stelde enkele punten aan de orde. Het eerste daarvan was wel de vraag, of Calvijn inderdaad zó sprak, als de schrijver van het artikel tegenover de door hem bedoelde auteurs hem meende te hóren spreken. Getracht werd, aan te tonen, dat Calvijn iets anders leerde, dan het almanak-artikel hem liet zeggen. Dat punt was juist afgehandeld, toen ik de artikelen opschortte (daarom kon het ook zonder veel moeite gebeuren). We komen dus thans toe aan het volgende punt, dat we beloofden te zullen bespreken. Volgende week hopen we het nader te omschrijven en de behandeling ervan te doen aanvangen. |
|