De Kerk. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling III)
(1960)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 364]
| |
‘Ontlopen’.Ga naar voetnoot*)Zoals ik wel verwacht had, komen de brieven los na mijn vorig artikel over ‘lopen’. Enkele wijzen erop, dat men toch wel iemand nalopen kan, niet om de stem, maar om den inhoud. Maar dat heb-ik al zelf gezegd, pag. 211, kolom 1, regel 26, v., van boven. Andere wijzen op gevallen van dominees, die naar hun mening het Woord niet brengen, of heel verkeerde preekmethoden erop nahouden, etc. Zij menen, dat men dan ook maar eens op die dominees af moet gaan. Twee schrijvers van Chr. Geref. huize spreken desgelijks, en verzekeren, een bepaalden Gereformeerden spreker te zullen ‘nalopen’, als hij in de buurt komt. Maar die brieven overtuigen me niet. In de laatste alinea's heb ik verleden week zelf gehandeld over de bezwaren, die men hebben kàn tegen bepaalde prekers en preken. Ik heb die niet gesmoord, zal ze nooit smoren, maar ik stel elken bezwaarde onder den eis der theocratische gemeenschap. Men moet die bezwaren bespreken, rustig, eerlijk, zakelijk, langs den aangewezen weg. Zijn ze geldend, en deed ieder, die ze heeft, ermee naar den eis der theocratie, dan zou men eens zien, hoeveel wèrkelijke fouten ook wèrkelijk verbeterd werden. Hoeveel bestaande eenzijdigheden, of onjuistheden, of ongereformeerdheden ook heus zouden verdwijnen. Natuurlijk zouden ook - dit zeg ik er veiligheidshalve bij - heel wat ‘bezwaren’ zelf verteerd worden, als de vuren der kerk weer eens naar behoren gestookt werden. Maar wat terecht door de bezwaarden als fout wordt aangewezen, dat zou voor een groot deel ook kùnnen wijken, en mòèten wijken, voor een echten, christelijken, maar dan van den aanvang af in goede orde geoefenden aandrang-van-critiek. Wat zien we evenwel in den regel gebeuren? Dat men een predikant, op wien men, terecht of ten onrechte, iets tegen heeft, ‘ontloopt’. Dat wil zeggen: dat men als lid der kerk afstand doet van zijn rèchten, zijn eigen rechten. Een goed gereformeerd mens heeft des Zondags rècht op dienst des Woords, rècht op ontvouwing van zijn belijdenis, rècht op gezond-gereformeerde gedachten. Ontvangt hij die niet, of meent hij ze niet te ontvangen, dan loopt in een gemeente | |
[pagina 365]
| |
met meer dan één predikant menigeen naar een ander, die wèl voldoet aan wat hij begeert. Maar zó laat men de onderlinge tucht na, geeft zijn rèchten prijs, en schept, mee in verband natuurlijk met de jarenlang ingewortelde ziekte, die al haast voor normalen toestand aangezien wordt, een karikatuur van de theocratische gemeenschap: waarin men immers leeft bij gelegenheidspolitiek (is er een naar uw zin, dan is het in orde, en anders moeten we maar ons schikken); waarin men zijn eigen rechten (op een gereformeerde preek, op ontvouwing van Gods gedachten) tegelijk met zijn eigen plichten (oefening van het ambt der gelovigen in het wettig indienen van wettige bezwaren bij de wettige instanties, en zo waken voor heel de gemeenschap der kerk) prijs geeft, en de ene groep in de gemeente laat dánken voor wat men zelf geen dànkzegging maar een gravámen bij den Vader der geesten waard acht. Ik denk er niet aan, alles goed te praten, wat er gepreekt wordt; mijn Chr. Gereformeerde correspondenten zullen dat wel geloven. Maar in de theocratie staat elk voor allen verantwoordelijk. Als die Chr. Gereformeerde lopers menen, dat hun eigen predikant niet preekt overeenkomstig de formulieren van enigheid, dan moeten zij een actie tot zuivering van hun kerk instellen. Ligt de fout bij hun dominee, dan kunnen zij door goede critiek bezig zijn, het heil der andere schapen van de kudde te behartigen. Ligt de fout aan de officiële bepalingen en resoluties hunner kerk (b.v. als er zonder blikken en blozen gezegd wordt, dat men in de Chr. Geref. Kerk belijdenis ‘mag’ doen van het historisch geloof, wat natuurlijk voor de prediking directe gevolgen heeft), dan staan ze voor een nog vèrder gaande roeping tot reformatie. En mutatis mutandis geldt dit voor de andere briefschrijvers ook. Men leve meer bij Zondag 21, slot: elk moet zich schuldig weten, zijn gaven (van beter inzicht, eventueel) ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten gewillig en met vreugde aan te wenden. Of ik direct beterschap wacht, als men ergens zo begint? Volstrekt niet. Verkeerde toestanden vragen jàren, en nog eens jàren, om voor betere plaats te maken. Maar de verbetering kan slechts komen, over heel de linie, als over de hele linie eerst weer wordt teruggegaan op het rechte beginsel. Alle geregelde ‘ontlopers’ zijn - laat ze dat niet vergeten - mee aansprakelijk voor de h.i. verkeerde preekmanieren van de thans door hen ontlopen predikanten. De ziekte hebben zij beantwoord mèt ziekte, de fout met fout, de rechtsschennis met rechtsschennis. De eenzijdigheid hielpen zij door hun meedoen aan | |
[pagina 366]
| |
een valse gewoonte of zonde van nalatigheid groeien. Laat ze dat maar eens een paar jaar dragen. En overigens: men moet de louterende werking van het liefdevuur niet onderschatten. We behoeven niet te doen als die organisten, die bij dat woord dadelijk gaan vibreren. Vanwege de liefde, waarbij je zacht moet spelen. Ik dacht, dat vuur nog al verterend was. En dat dat nog als eens pijn kon doen. En loutering. En dus kracht. Maar dat lopen betekent geen kracht, maar krach.
P.S. Een der correspondenten zag zijn artikel gaarne geplaatst. Daar zou op zichzelf niets tegen zijn, want het is in elk opzicht uitnemend. Maar men zou in de plaats, waar hij woont, onmiddellijk conclusies trekken, en vermoedens voelen opkomen. Het is evenwel niet mijn taak, in plaatselijke verhoudingen te grijpen, ook niet zijdelings. Hij vergeve mij dus, dat ik om die reden het beter acht, het stuk niet te plaatsen. |
|