De Kerk. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling III)
(1960)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdPluriformiteit der kerk en epigonisme. (V).We hebben thans te komen tot wat Prof. Hepp voorts nog omtrent Calvijn opmerkt. We volgen hem op den voet, en gaan dus thàns na, wat Prof. Hepp dan meent te kunnen aanvoeren uit datgene, wat NA den (ons overigens fictief gebleken) gedachtenstreep ligt, dien Prof. Hepp in Calvijns Institutie (IV, I) getrokken zag tussen § 8 en § 9. Volgens Prof. Hepp wordt ‘de leer van de pluriformiteit van de kerk’ ‘reeds aangetroffen’ bij Calvijn; ‘de gedachte zelf wordt door hem (niet) ondubbelzinnig voorgestaan’ (132). Blijkens Prof. Hepps eigen omschrijving van de pluriformiteitsgedachte wordt hier dus door Prof. Hepp beweerd, dat bij Calvijn de gedachte wordt voorgestaan, dat er naast die, waartoe wij zelf behoren, nog andere ware kerken moeten kunnen bestaan, niet alleen in China en Japan, maar ook in onze eigen woonplaats. Volgens Prof. Hepp komt Calvijns standpunt hierop neer: a. de geïnstitueerde kerk is allereerstGa naar voetnoot1) ecclesia generalis (d.w.z. algemene kerk, vergaderd, bl. 132, uit alle volken, verstrooid over verschillende plaatsen, maar die in één en dezelfde waarheid der Goddelijke leer overeenstemt en door den band van dezelfde religie verenigd). Zij is kenbaar aan bediening van Woord en Sacrament. b. Naast háárGa naar voetnoot2) kan geen ware kerk bestaan. c. Anders staat het met de singulae ecclesiae (de ‘enkele of afzonderlijke kerken, die volgens Prof. Hepp voor Calvijns besef ook in meervoudig getal (kunnen) VOORKOMEN IN STEDEN EN DORPEN) (bl. 132). Tussen deze bestaat, aldus Calvijn volgens Prof. Hepp, verschil in plaats, maar soms ook ‘in opvatting der leer’ | |
[pagina 322]
| |
(opvatting!). ELKE singula ecclesia (in stad of dorp dus, K.S.) waarin de HOOFDwaarheden der Schrift worden gepredikt, al moge zij in andere afwijken, en de Sacramenten worden uitgereikt, MOET ALS EEN WARE KERK WORDEN ERKEND. Aldus Calvijn, naar Prof. Hepp. Voorlopig laten we het eens hierbij. We behoeven dus niet te twijfelen aan Prof. Hepps bedoeling. Hij zegt ten overvloede, dat Calvijn natuurlijk wel wist, dat op een en dezelfde plaats soms meer dan één vergadering zich als kerk presenteerde. ‘Daarvoor’, - aldus weer Prof. Hepp - ‘maakte hij (Calvijn) echter geen voorbehoud. Hij (Calvijn) zegt niet: op één plaats kan slechts één singula ecclesia (enkele kerk, afzonderlijke kerk, zie onder c) de ware zijn. Neen, elke kerk, die aan de zoëven genoemde voorwaarden voldoet, is als een ware kerk te beschouwen. Op deze duidelijke wijze tekent Prof. Hepp het standpunt van Calvijn. Misverstand omtrent Prof. Hepps bedoeling is hier uitgesloten. Nu voelt ieder onmiddellijk, dat hier het hele betoog onherroepelijk zou gebroken zijn, als kon aangetoond worden, dat Calvijn met die ‘singulae ecclesiae’ (enkele, afzonderlijke kerken) iets anders bedoelt, althans kàn bedoelen, dan Prof. Hepp er onder verstaat. Volgens Prof. Hepp zijn het immers geen kerken, in een bepaald land, die een eigen historie hebben, die in die eigen historie natuurlijk een weerspiegeling vertonen van de geschiedenis van heel het volk, waarin ze een plaats vonden, doch heel bepaald kerken in STEDEN OF DORPEN, en dan nader in zulke steden of dorpen zelfs, waar binnen de grenzen van één burgerlijke gemeente naast de éne ook de andere kerk zich als de ware presenteert. Waar dus het éne plaatselijke instituut het andere tegenspreekt, uitsluit, en weigert, zich daarmee te laten ‘begrijpen’ onder één universeel kerkverband. Ook MET DIE WEIGERING ALS GEGEVEN FEIT VOOR OGEN wil toch maar Calvijn - altijd volgens Prof. Hepp - beweren: 't is daar in dat plaatselijk instituut telkens weer afzonderlijk een ware kerk, als ze maar naar de hoofdzaak Gods Woord predikt, en de sacramenten uitreikt. Maar hoe kan Prof. Hepp zo iets uit de door hem bedoelde plaats van Calvijn lezen? Het is mij een raadsel als ik hier aan ernstig werk heb te denken. Blijkbaar heeft Prof. Hepp het oog op de plaats uit de Institutie: IV, I, 9. Voor het gemak van onze lezers zal ik de passage, waarover het | |
[pagina 323]
| |
loopt, hier opnemen in de uitnemende vertaling van Prof. Sizoo. ‘Op geen enkele wijze moeten we eraan twijfelen, dat overal, waar we zien, dat Gods Woord zuiver gepredikt en aangehoord wordt, en de sacramenten naar Christus' instelling bediend worden, een kerk van God is; aangezien zijn belofte niet kan bedriegen: “waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben ik in het midden van hen” (Matth. 18:20). Maar opdat we de hoofdsom van deze zaak duidelijk mogen begrijpen, moeten we als het ware langs deze trappen voortgaan: dat de algemene kerk is een uit allerlei volkeren verzamelde menigte, die, verspreid en verstrooid door plaatselijke afstand, toch tot één waarheid der Goddelijke leer saamstemt, en door den band van denzelfden godsdienst verbonden is.Ga naar voetnoot3) Dat onder deze algemene kerk de kerken afzonderlijk, die over de steden en dorpen naar den eis der menselijke noodzakelijkheid verdeeld zijn, zo vervat zijn, dat ieder van haar met recht den naam en het gezag der kerk bezit; en dat de mensen......’ Ja, wacht even, roep ik me zelf toe, overzie eens even den stand van zaken. Tot zover - d.w.z. tot en met het woord ‘bezit’! - citeert Prof. Hepp, blz. 132, Calvijn. Doet hij het goed? Het spijt me, dat ik op die vraag ontkennend antwoorden moet. Prof. Hepp geeft Calvijns mening hier onjuist weer, en dat wel net precies op het hier in geding zijnde kardinale punt. Bewijzen? Men oordele zelf. a. Een eerste onnauwkeurigheid van Prof. Hepp sloop binnen in den laatsten zin; daarom hield ik daar ook even op met citeren. Prof. Sizoo vertaalt terecht: dat de kerken afzonderlijk over steden en dorpen VERDEELD zijn. Natuurlijk, want er staat in het latijn: ‘DISpositas’. Maar Prof. Hepp maakt er in het studentenalmanakartikel van: dat dìe kerken afzonderlijk a. terwille van menselijke noodzakelijkheid OPGERICHT zijn, b. dat ze - Prof. Hepp gebruikt hier een nieuwen volzin - voorkomen in steden en dorpen. Hier maakt Prof. Hepp een dubbele fout. En alleen, wie geen oog heeft voor de fijnheid van het puntje van dit debat kan beweren, dat we hier spijkers op laag water zoeken. De dubbele fout van Prof. Hepp ligt hierin: | |
[pagina 324]
| |
a. hij verbindt de woorden ‘terwille van menselijke noodzakelijkheid’ (vert. Hepp) of: ‘naar den eis der menselijke noodzakelijkheid’ (vertaling Sizoo) op totaal verkeerde wijze. Prof. Hepp beweert, dat die noodzaak, die menselijke noodzaak, ertoe leidt, verschillende kerken OP TE RICHTEN; en men weet, uit het bovenstaande, dat hij daarmee nadrukkelijk denkt aan de in onze ‘gezegende’ tijden zich voordoende werkelijkheid, dat in één stad of dorp plus minus zes of zeven, of nog meer ware kerken ‘opgericht’ zijn; hier in Kampen wandel ik zo dagelijks tussen al die ‘opgerichte’ kerken. Leest men het zo, dan krijgt men dus den indruk, alsof Calvijn zegt, wijs en nuchter, en des reformerens op dit punt zo'n beetje uit ervaring moe: zeg daar nu maar geen kwaad meer van, dat er zoveel kerken in een stad of dorp opgericht zijn, want zo gaat het nu eenmaal, dat ligt nu eenmaal in de lijn van het leven, daar is nu toch een keer niets aan te doen; daarin komt de rijkdom, of zo, althans de onderscheiden aanleg, en opvatting van de mensen uit. Inderdaad, als Calvijn beweerde, dat het een menselijke noodzaak was, dat in één stad of dorp verschillende enkele kerken OPGERICHT werden, dan zou het er voor de ‘epigonistische’ Reformatiebeschouwingen op dit punt, althans wat het doortrekken van Calvijns lijn betreft, slecht uitzien. Maar zo heel somber ziet het er nog niet uit. Het is al een beetje vertroostend voor een epigoon, dat die heel gewichtige woorden over die menselijke noodzaak......helemaal ontbreken in de franse editie van de Institutie (Corp. Ref. 32, 576)......Bovendien: Prof. Hepp vertaalt, of liever, verbindt hier verkeerd. Heel rustig begint Prof. Hepp een nieuwen zin, als hij schrijft: ‘Zij’ (d.w.z. die terwille van de menselijke noodzaak OPGERICHTE kerken) ‘komen voor in steden en dorpen’. De ‘noodzaak’ heeft bij hem dus betrekking op het ‘oprichten’, en niet op het ‘in steden en dorpen voorkomen’; dàt is hier in het verband van die ‘noodzaak’ een bijkomstigheid. Maar die opvatting deugt niet: het is - juist omgekeerd - zó, dat er een menselijke noodzaak is, in het over (verschillende) dorpen en steden verspreid liggen van de enkele kerken. Er is helemaal geen sprake van, dat volgens Calvijn er noodzaak zou zijn tot het oprichten dus, in één stad, of dorp, van verschillende kerken, die allemaal den naam en de autoriteit van kerk verdienen. b. De tweede fout verklaart de eerste: Prof. Hepp heeft het latijnse woord DISPOSITAS niet goed begrepen. De ‘singulae ecclesiae’ (enkele, afzonderlijke kerken) zijn ‘oppidatim et vicatim pro necessitatis humanae ratione DISpositae’, d.w.z. ze zijn (Prof. Sizoo) ‘over | |
[pagina 325]
| |
de steden en dorpen naar den eis der menselijke noodzakelijkheid verdeeld’. Ze liggen uit elkaar, ja, ja, maar dan niet, doordat ze ruzie maken, en elkaar vliegen afvangen, en zeggen: ‘ik ben de ware, althans de meest zuivere, en die daar is een tikje minder zuiver, en daar is 't nog een beetje minder zuiver, maar zuiver zijn we allemaal, alleen moet u met onze menselijke “noodzaak”-tot-kerk-oprichting rekening houden’, - welneen, zij zijn verdeeld, ze liggen uit elkaar om geografische redenen, en nergens anders om. Amstelveen en Amsterdam, Kampen en Mastenbroek, liggen nu eenmaal een eindje van elkaar. Had Prof. Hepp de franse vertaling in het Corpus Ref. maar eens nageslagen......hij was dan voor die dubbele fout bewaard. Die ‘menselijke noodzaak’, die dan tot het ‘oprichten’ van kerken heet te voeren, is daar helemaal verdwenen......en dat ‘oprichten’ is er ook al niet te vinden, want er staat duidelijk: dat die afzonderlijke kerken zijn GEDISTRIBUEERD over steden en dorpen, telkens elke stad of dorp afzonderlijk (chacune): les Eglises qui sont distribuées par chacune ville et village. b. Dit is al vast een winst, die ik zo vrij ben in mijn epigonistisch boekje in te schrijven. Want hiermee vervalt Prof. Hepps constructie, die hij geeft, die hij althans tussen de regels door ons wel dwingt te aanvaarden, wanneer hij zegt: er zijn op één dorp, b.v. in Amstelveen, en in Mastenbroek, verschillende door menselijke noodzaak OPGERICHTE, maar onderling verschillende kerken, maar Calvijn, die ‘brede’ man, begreep, dat ze toch allemaal ‘gesubordineerd blijven aan het ecclesia universalis’. Zo staat het letterlijk bij Prof. Hepp, bl. 132. Daaruit is dus niets anders te lezen, door combinatie van de alzo verkregen ‘gegevens’, dat volgens Calvijn dat algemene instituut der kerk vrijwel in de lucht hangt, en blijft hangen, zolang die door Prof. Hepp gefantaseerde ‘menselijke noodzaak’ afzonderlijke kerken in één plaats zal blijven oprichten; hetgeen, wijl noodzaak nu eenmaal noodzaak is, wel zo blijven zal tot den jongsten dag. Het zal in de lucht blijven hangen, net zo, als die tover-una-sancta, waarmee tegenwoordig velen opereren, om de bestaande, elkaar op één dorp of stad weersprekende en in zuiverheid of minder zuiverheid elkaar beconcurrerende ‘kerkinstituten’, die inzake hun instituut elkaar als ‘ja’ en ‘neen’ tegenovergesteld zijn, op te lossen in die grote algemene kerk, die dan natuurlijk alleen maar één is in het geloof, grootste gemene deler, en niet in het instituut. Maar Calvijn moet daar hier niets van hebben. Want nu het blijkt, dat Calvijn die ‘enkele kerken’ (afzonderlijke | |
[pagina 326]
| |
kerken), alleen maar geografisch uit elkaar laat gaan, nu is er nog nièts uit hem af te leiden, dat de hierboven gegeven constructie van Prof. Hepp wettigen kan. Integendeel: nù pas kan men ernst maken met dat woordje ‘SUB’ (‘onder’), waarmee Prof. Hepp - men vergeve mij den populairen spreektrant - ‘in de maag zit’, - maar ik niet. Calvijn zegt, en Prof. Hepp citeert dat ook zelf - dat die ‘singulae ecclesiae’, die afzonderlijke, enkele kerken ‘ONDER’ (SUB, SOUS) de algemene kerk ondergeschikt, gesubordineerd worden. Dát past wèl in mijn constructie, niet in die van Prof. Hepp. Want nu die enkele, afzonderlijke kerken (in steden en dorpen) alleen maar geografisch uit elkaar liggen, nu zijn ze onder één instituut van de algemene kerk verenigd, òf kúnnen althans later daaronder zich voegen, zodra het kerkverband met zijn eisen van eenheid tot hen komt. Precies, wat ik wil. Maar Prof. Hepp kan met dit woordje ‘onder’ (sub) en met dit ‘gesubordineerd’ zijn (of worden) niets beginnen; immers: neem in Amstelveen eens de Geref. Kerk, en de Herv. Kerk, en de H.V. Kerk (dusgenaamd), misschien ook wel de Chr. Geref. Kerk. Dat zijn dan vier instituten, die echter met geen mogelijkheid onder één algemeen instituut zijn te verbinden, te subordineren. Op geen enkele manier, ten zij men, naar ik boven reeds aangaf, die ‘algemene kerk’ alleen maar algemeen laat zijn in dat onzichtbare geloof, en niet in den uiterlijken, institutairen vorm van eenheid. Maar dàt wordt dan, als men het zo wil, in Calvijn met geweld ingewrongen, doch staat niet in Calvijn te lezen. c. Helaas moet ik aan dit met geweld zijn eigen opvatting in Calvijns woorden ‘inwringen’ Prof. Hepp hier schuldig verklaren, al neem ik natuurlijk onmiddellijk aan, dat het geen opzet is, maar alleen gevolg van slordige lezing van Calvijns latijn. Men lette maar weer op. Prof. Hepp zegt (ik accentueer enkele woorden): ‘Zij’ (n.l. die afzonderlijke kerken, b.v. vier in Amstelveen) komen voor in steden en dorpen. Zij maken rechtens aanspraak op den naam en de autoriteit van kerk. MAAR ze BLIJVEN gesubordineerd aan de ecclesia universalis (d.w.z. de algemene kerk).’ Men geve zijn aandacht eens aan de parafraserende woorden: ‘maar’ en ‘blijven’. Die twee kleine woordjes, die helemaal voor rekening van Prof. Hepp komen, en nergens in Calvijn te vinden zijn, tekenen heel duidelijk den gedachtengang, waarin Prof. Hepp dezen keer zich verstrikt heeft. De plaatselijke kerken, aldus Prof. Hepps | |
[pagina 327]
| |
suggestieve redenering, lopen wel om niet-geografische redenen uit elkaar, MAAR ze behoren dan tòch alle tot de algemene kerk (met dat wazige, of liever helemaal in de lucht hangende, ongrijpbare fantastische instituut der boven-ja-en-neen-verbinding). U zoudt zeggen - aldus suggereert Prof. Hepps gedachtengang den lezer diens eigen tegenwerping - u zoudt zeggen: maar ze zijn toch verschillend, ze spreken elkaar toch inzake 't instituut, of inzake de leer, of inzake die beide tégen, u zoudt dus zeggen, dat ze dan toch eigenlijk met geen mogelijkheid ONDER de algemene kerk kunnen GESUBORDINEERD zijn? Ja, ja, maar - aldus wordt dan deze onderstelde tegenwerping omver geredeneerd door Prof. Hepp - ja, ja, maar u moet begrijpen, dat dàt nu bij u een epigonistische bewustzijnsvernauwing is. Calvijn was zo klein niet, dat hij met uw simplistische òf-òf-schema werkte; hij was de man van den breden blik, en van het én-én-schema; daarom zei Calvijn ook heel dapper en grootmoedig: ze BLIJVEN toch gesubordineerd onder de algemene kerk. ‘Maar’; en: ‘blijven’; ex ungue leonem, aan de kleine trekjes proeft men den gedachtengang van Prof. Hepp. Maar hij vergunne ons de opmerking, dat zijn gedachtengang niet die van Calvijn is. Prof. Hepp suggereert zijn lezers een ‘hoewel’: HOEWEL die kerken (vele in éne woonplaats, blz. 130, 134) verschillen in leer, enzovoort, TOCH horen ze ‘onder’ de algemene kerk. Maar dit ‘hoewel’ is een petitio principii in Prof. Hepps betoog. Calvijn zegt het anders. Hij verschilt van Prof. Hepps Calvijn-interpretatie op deze punten: a. Prof. Hepp zegt: die plaatselijke plurale kerken BLIJVEN (ondanks alles, bedoelt hij blijkbaar) gesubordineerd aan de algemene. Calvijn evenwel zegt: ze WORDEN er aan gesubordineerd: ‘sub hac ita COMPREHENDI singulas ecclesias’. Hij wil aangeven, niet hoe men, ondanks alles, toch maar ‘aannemen’ moet naar de broederlijke liefde, dat ze tot de algemene kerk te rekenen zijn, maar hoe men ze, in zijn uitwerking van 't kerkbegrip, er onder kan zien staan, hoe men de eenheid en het kerkverband hier heeft te zien; maar dan een heus, concreet kerkverband. De franse vertaling heeft in dien zin ook niet Prof. Hepps: ze BLIJVEN gesubordineerd, maar ze ZIJN BEGREPEN onder de algemene kerk (que sous ceste Eglise universelle, les Eglises qui sont distribuées par chacune ville et village, sont tellement comprinses, qu'une chacune a le tiltre et authorité d'Eglise). Dat Calvijn hier helemaal niet militant in de houding gaat staan, om de autoriteit van al die z.g. ‘ware kerken’ met het zwaard | |
[pagina 328]
| |
van Prof. Hepps logica tegen lastige epigonistische bedenkingen te verdedigen met een dapper: maar ze ‘blijven’ dien titel toch TERECHT verdienen, blijkt reeds uit het simpele feit, dat heel dit ‘terecht’ (iure) in de franse vertaling al weer ontbreekt...... b. Prof. Hepp zegt: ONDANKS hun verschillen behoren ze onder de algemene kerk. Calvijn zegt: die verschillen, waarover ik het in dit verband heb, zijn alleen maar geografisch; uw woordje ‘ondanks’ (‘maar ze blijven’) is dus niet ter zake, u gaat hiermee tevergeefs epigonen te lijf, want ik heb gezegd, dat het dragen van het kenmerk der ware kerk (zie hierover art. III en IV) de WEG is, de METHODE, de MANIER (‘ita’), waarlangs en waardoor, en waarop de enkele, plaatselijke kerken, gerekend worden tot de algemene (frans: tellement). |
|