woord ‘epigonisme’ eens even liet gebruiken in anderen, dan den door Prof. Hepp uitgevonden zin.
c) Ik had daar zakelijke redenen voor. Immers ik zei: dat woord is gevaarlijk. Wie het gebruikt, loopt de kans, dat een ander zich ook eens (en dan met zijn eigen woord-gebruik) in het gelid zet. Een kind weet, dat van zo'n artikel, vooral wanneer het zó arm aan heuse argumenten is, als ditmaal dat van Prof. Hepp, niet veel meer hangen blijft dan het hatelijke (ik zeg niet: hatelijk bedoelde) adjectief, dat Prof. Hepp bezigde. Dat de hoogleraar, zonder overigens te vragen, of hij daar het recht toe heeft, het woord epigonistisch anders hanteert, dan vrijwel ieder ander sterveling doet, moge hem inderdaad de mogelijkheid bieden, later te zeggen: ik heb dat woord toch een gans netten inhoud gegeven, althans den minst-onnetten inhoud, maar het zal niet veel verhelpen aan het feit, dat de helft-plus-veel-meer-dan-één alleen onthoudt, dat het woord gebruikt is, terwijl het dan voorts ontdaan wordt, in de herinnering, van de allerspeciaalste betekenis van Prof. Hepp. En juist, omdat ik dat weet, zeide ik, Prof. Hepp er toe te willen dringen, zulke praedicaten maar uit het debat weg te laten. Verba valent usu. Niet ‘mijn’ gebruik van het woord accentueert ‘mijn’ interpretatie, noch omgekeerd, maar het leven, de usus, het gebruik der woorden, temeer, waar ik het woord hanteerde in den door ieder-behalve-Prof. Hepp-dezen-keer eraan gehechte betekenis. Vergis ik me niet, dan heeft ook Prof. Hepp wel eens geklaagd over hen, die de tegenwoordige hoogleraren der V.U. epigonen noemden, en dit verwijt - terecht - onbillijk genoemd. Een reden te meer voor hem, om er voorzichtig mee om te gaan, als hij tegenover studenten adjectieven gebruikt ter kenschetsing van meningen, bij de vermelding waarvan, naar een kind weet, zij dadelijk denken aan bepaalde namen.
d) Bovendien zou - mijn artikel van 9 Febr. wees dat reeds uit - ik tóch nog op die kwestie van het epigonisme zijn teruggekomen; men kon vermoeden, dat ik dan het woord nog nader accentueren zou, zover het mogelijk is, tegen het private gebruik, dat Prof. Hepp er van maakt.
e) Temeer was er voor mij geen reden, deze wending van het betoog te vermijden, omdat Prof. Hepp, ondanks zijn speciaalste manipulaties met het woord ‘epigonisme’, toch nog genoeg van de generale zurigheden erin laat liggen, die het woord naar zijn algemeen gebruik pleegt te bevatten. ‘Impotent tot voortbouw’. ‘Kleine geesten’. ‘Bewustzijnsvernauwing’. ‘Simplicisme’. Ik beklaag daar-