De Kerk. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling III)

Een ‘kerkegroep in haar geheel’?^*)

Dr J. Schelhaas schrijft in ‘Franeker Kerkbode’ over de verenigingspogingen, allereerst met de Chr. Gereformeerden:

*) De Ref., 1 december 1933, 14e jrg. no. 9, bl. 71 (Persschouw).

[p. 300]

Is er echter geen zekerheid, dat een kerkegroep in haar geheel met de onze zich verenigt (afgezien nu van de orthodoxen in de Ned. Herv. Kerk), dan zijn wij het eens met een Christelijk Gereformeerd scribent, die dan van een vereniging niets wil weten. Krijgen wij immers weer hetzelfde als in 1892, dan zijn wij bezig aan het oplossen van een repeterende breuk, waaraan geen einde is. Er moet zekerheid, voorzover onder mensen mogelijk, zijn, dat een vereniging, door synoden tot stand gebracht, ook volledige werkelijkheid wordt. Anders berokkent men zich veel nodeloze moeite zonder gewenst resultaat.

Het is maar gelukkig, dat Dr S. spreekt van een ‘zekerheid, voorzover onder mensen mogelijk’. Ik voor mij geloof niet, dat de Chr. Geref. Kerk ‘in haar geheel’ zal bereid zijn. De gehoorzaamheid zal velen prikkelen tot verscherping hunner ongehoorzaamheid. En daarom zou ik op die genoegzame eenparigheid maar niet wachten. Het zou dan wel eens een wachten kunnen worden zonder eind, hier in ons ‘1000-jarig rijk’, dat er nu eenmaal niet zo behagelijk uitziet als dat van den voormaligen predikant, den heer Berkhoff.