Kerk, de Lutherse, en in de onkerkelijkheid van de groep, die zich om den heer Joh. de Heer schaart, enzovoort. We zijn dan in Nederland al tot een wederzijds Sanktionieren und kein Ende afgezakt.
Maar als de N.C.R.V. dàt zou betekenen, dan zou ik mij dadelijk onttrekken.
Gelukkig begrijpt haast ieder, dat het dàt allerminst betekent.
Want er zijn verschillende terreinen. Als ik tot een Chr. Gereformeerde zeg: gij en ik verschillen toch eigenlijk niet, dan kan ik met des te meer recht tot hem zeggen: gij en ik mogen samen voor de microfoon gaan staan; we moesten eigenlijk aanstaanden Zondag ook samen op den preekstoel staan. Wil hij dat laatste niet, dan moet hij dat weten. Het is voor mij geen reden, tot den minister van binnenlandse zaken te zeggen: sluit hèm, als-'t-u-belieft, uit van de radiokansen, want hij betaalt evengoed belasting als ik. En zijn getuigenis aangaande den Christus is mij goed. Van een Hervormde, die den Christus belijdt, is het mij ook goed, een Lutherse, een ander, die voor Hem bukt, evenzo. Natuurlijk spreken we samen af, als verstandige mensen, dat we voor de microfoon niet over de eigen kerk propagerend en polemiserend spreken, net zo min als over de politiek, b.v. Want we zijn niet vrij, omdat we hier te maken hebben met den wetgever, die ons als wèl-belijders op zijn beurt weer in hetzelfde vólks-verband moet bezien als anderen, die den Christus niet belijden.
Maar wie kan nu niet verstaan, dat zùlk een samengaan op zùlk een terrein, onder zùlke machts-instanties, letterlijk geen enkele consequentie inhoudt inzake het al of niet sanctioneren van die kerkelijke toestanden, die we juist in 't verband der Radiovereniging angstvallig buiten bespreking laten, en waarover we geen woordje mogen reppen voor de microfoon?
Hoe kàn men sanctioneren op een terrein, waar men juist dat éne puntje, dat ieder voor zichzelf sanctioneert, dan maar in vredesnaam buiten beschouwing laat?
Tot nu toe had ik van ‘sanctioneren’ een ander begrip.
En omdat ik niet van hatelijke, on-scherpe grapjes houd, zeg ik erbij, dat ik hetzelfde ook van den heer Bruins aanneem.
Ik geloof alleen maar, dat hij zijn gezond verstand ook zou hebben laten wèrken, als hij in Deventer wat rustiger had toegezien.
Volgende week enkele andere opmerkingen.