Genegeerde onderscheidingen. (II.)
Ons artikel, over de bekende passage uit de eerste brochure van den heer Bruins indertijd geschreven, wordt door hem thans reeds hierom onjuist geacht, wijl het z.i. blijk geeft van een ‘te vlug’ lezen van wat de heer Bruins had opgemerkt. Deze door den heer Bruins beweerde overhaasting heeft volgens hem een zeer droef gevolg gehad: ik heb zijn bedoeling ‘absoluut onjuist’ weergegeven, naar het heet.
Twee gronden heeft de heer Bruins voor zijn mening.
De eerste is dèze.
Ik heb de opmerking gedaan dat de heer Bruins, schoon zijn ‘woord vooraf’ constateerde, dat de ‘christelijke samenleving’ schade leed, en hij daarom tot schrijven zich genoopt voelde, toch eigenlijk het pleit voerde, niet zozeer voor ‘christelijke’ samenleving, doch eigenlijk voor meerdere samenwerking van ‘christenen’.
Natuurlijk was dit een zachte critiek, die feitelijk over heel de brochure een algemeen oordeel uitsprak. Dat deze opmerking critisch was, liet ik duidelijk merken, want ik merkte juist op, dat het bij àlle samenwerking om de vraag gaat, of ze recht christelijk is, m.a.w. of ze zich verdraagt met de door gezonde denkkracht uit de waarlijk christelijke beginselen afgeleide normen-voor-samenwerking.
De heer Bruins zegt nu, dat ik hem niet begrepen heb. Maar ik vermoed, dat hij mijn opmerking heeft misverstaan. Wat hij bedoelde te zeggen, is hier niet de hoofd-vraag. Ik constateerde, en houd vol, dat hij niet bewezen heeft, dat wat hij voorstaat, waarlijk christelijk is (d.w.z. naar de wet Gods, Hem ter ere, uit het geloof). Schrijver begon dadelijk na zijn woord vooraf te spreken over ‘de samenwerking van de christenen’ (bl. 5), constateerde, dat ‘alles kan worden