Christus en cultuur
(1978)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd§ 29. Een zevende konsekwentie: Onze christelijke cultuur-filosofie moet konsekwenter uit de ambtsgedachte gaan redeneren.Men moet z'n standpunt innemen in de originele roeping, de scheppingstaak, en niet in de gemene gratie of het ingeschapen godsdienstig besef. De kern van het vraagstuk ligt in Zondag 12. Christus luistert niet alleen naar onze stemmingsgebeden, maar ziet toe op ons handelen om eschatologisch uit de wereld te halen wat er in zit.Onze zevende conclusie, tevens onze laatste, is dan ook, dat uit de ambtsgedachte onze christelijke cultuur-filosofie konsekwenter zal moeten gaan redeneren. Als christelijk cultuur-theoreticus moet men niet langer zijn standpunt nemen in de ‘gemene gratie’ in de boven afgewezen zin; de originele roeping, de scheppingstaak, het oer-ambt, dàt moet uitgangspunt blijven, opdat noch cultuuroptimisme, noch cultuurverachting ons zal bedwelmen. Laat men deze gedachte los, dan komen zelfs de besten tot vergissingen. Zo geeft bijvoorbeeld dr. A. Kuyper (De Gemene Gratie in Wetenschap en Kunst 1904, blz. 44) aan Von Hartmann toe, dat ‘de religie’ in haar hoogste vorm zich van het kunstkleed ontdoet. Wij ❘Ga naar margenoot+vrezen, dat hier over ‘de’ religie eerder pantheïstisch dan theïstisch geredeneerd is; zoals wij van oordeel zijn, dat de religie niet zichzelf een ‘kleed’ aantrekt, maar haar profeten tot liturgen maakt, en hen niet alleen, en hun allen het ambtskleed aantrekt, waaraan óók de man van de kunst mag weven. Hij óók, hij niet alleen, evenmin als iemand anders het weefgestoelte exclusief bedienen mag. ‘Religie’ heeft dus nooit een kunstkleed aangehad, maar wel vele kunstkleden van de signatuur van het ambt voorzien en ze zo als ambtskleed uitgedeeld. Als die signatuur maar bevestigd bleef en door de drager geduld werd. Een ambtskleed mag nooit àfgelegd worden; het moet veeleer vooral | |
[pagina 134]
| |
zijn distinctieven steeds laten vernieuwen. Daarom zeiden wij ook, dat de dienst van God in het calvinisme tot eigen stijl op alle terreinen zou moeten komen, voorzover niet de boven besproken ‘weerhouding’ en ‘onthouding’ hierin belemmerend optreedt. Wij zoeken voor het hier gestelde probleem óók niet ons standpunt in het ‘ingeschapen godsdienstig besef’, dat dan expressie zou moeten zoeken, en beleving, in religieuze cultuur. Want de mens, ook de vrome mens, moet zich niet ‘uitleven’Ga naar voetnoot260), maar zijn ambt vervullen. Ga naar margenoot+ Ambtsbesef zal steeds, om de normen weer te leren, uitdrijven tot de Woordopenbaring. De ‘natuur’, aenigmatisch, doceert niets, tenzij belicht uit de Schrift. Het permanente ambtsbesef, ook in betrekking tot de cultuur-taak, doet de christen als profeet naar het Woord steeds grijpen; als priester leert het hem ambtelijk-getempereerde levensliefde en cultuurvreugde als ‘agapè’ nooit te verwarren met een bloot natuurlijke functie van zijn erosGa naar voetnoot261), alsof daarmee aan Gods roeping voldaan zou zijn - Pallieter is heidens! -; en als koning laat het hem nooit grijpen naar het-leven-om-het-leven, maar naar zijn Schepper, van wie hij knecht èn representant is. Zo ligt van dit vraagstuk de kern in het tweede antwoord van zondag 12 van de Heidelbergse Catechismus. Calvijn wordtGa naar margenoot+❘ in zijn leerlingen Ursinus en Olevianus daar, bij de gratie Gods, tot cultuurprofeet. Hij heeft het ambtsbesef gepredikt en verdiept en ons weer leren verstaan, hoezeer in de cultuur de strijd van zonde en genade, van ongehoorzaamheid en gehoorzaamheid, albeheersend is. Wie Calvijns school doorlopen heeft, zal nooit tot uitingen komen, als van hen die met een overigens verstaanbare huivering de techniek bijvoorbeeld zich gigantisch | |
[pagina 135]
| |
zien ontwikkelen, om dan met emfaseGa naar voetnoot262) uit te roepen: de mensGa naar margenoot+heeft in de techniek getriumfeerd, maar hij heeft zich doodgetriumfeerd: ‘er hat gesiegt aber er hat sich tot gesiegt’ (H. Lilje). Dit kàn niet juist zijn. Wie dood neervalt op enig cultuurterrein, heeft die dood nooit te wijten aan een cultuurverrichting, maar alleen aan de ongehoorzaamheid, aan de trouwbreuk op het ambtsterrein. ‘Iedere gave van God is goed, en er is niets verwerpelijk, als het met dankzegging aanvaard wordt’.Ga naar voetnoot263) Calvijn's autarkie-begrip is anti-gnostisch.Ga naar voetnoot264) Jezus Christus en de cultuur, thans voor het laatst. Nu mogen de harten opengaan, en de monden, en de handen zich zetten aan het werk, en de voeten zich reppen tot dienst. De mens, die Jezus Christus volgt, is prachtig en gezond voorzover hij dat doet; overigens belijdt hij juist op zijn verzamel- en zijn feestdag (immers aan de avondmaalstafel), dat hij midden in de dood ligt. Homo est, humani nihil a se alienum putat.Ga naar voetnoot265) Ook is hij zeer concreet geworden in zijn doen en laten en zijn praten. Novalis, de dichter van de romantiek, heeft eens gezegd (vertaling Verwey): | |
[pagina 136]
| |
Waar de donkers zich verdichtten
Springt nieuw leven, stroomt nieuw bloed;
Dat Hij eeuw'gen vrede ons stichte
Duikt Hij in den levensvloed;
Staat met volle handen in ons midden
Liefdevol te luisteren naar elks bidden.Ga naar margenoot+❘
Naar elks bidden, ja zeker. Maar ook: naar elks handelen. Het doelbewuste. Het handelen van de nuchteren, want ‘die dronken zijn, zijn des nachts dronken; maar laat ons kinderen des dags zijn’Ga naar voetnoot266), aldus zegt een stem uit het koor van de bijbelschrijvers. Novalis, principieel romanticus, en dus pantheïst, en panchrististGa naar voetnoot267), ziet het leven zich weer oprichten waar ‘de donkers’ zich verdichtten, dat is: waar de tegenstellingen niet meer onderkend zijn, de eenheid van de tegendelen ‘beleefd’ wordt, en dus het doelbewuste, en handelen dat aan principiële antithese denkt ontbreekt. Maar onze Christus kent geen soldaten dan die van de (onderscheidende) dàg zijn. Niet maar een (naar stemmingsgebeden) luisterende Christus hebben wij, maar één, die toeziet, hoe wij de schop hanteren, en de hamer, en het boek, en de naald, en het penseel, en wat voor instrument dan ook, om uit de wereld - óók dus uit ons zelf - te halen wat God er in gelegd heeft.Ga naar voetnoot268) ‘Eschatologisch preken’, roept er meer dan één. Eschatologisch naaien, zagen, vliegen, telegraferen, laat een ander dat ook roepen. Eschatologische ‘theologie’, eist men ergens. Eschatologische cultuur, - overal, - dat is beter gesproken. Daarom, als Novalis zegt: Laat ons in den Godstuin, zwaar van zegen,
Trouw de knoppen en de bloemen plegen,
| |
[pagina 137]
| |
dan antwoorden wij, dat déze wereld niet een ‘Godstuin’, datGa naar margenoot+wil zeggen: een ‘Eden’ meer is. ‘Eden’ komt terug. Maar nú is de wereld werkplaats, strijdperk, bouwterrein. En de plaats van de ontmoetingen met God is, ànders dan blijkbaar Novalis bedoeld heeft, niet: een afgeschoten plekje, waar een romantisch aangelegde ziel ‘religie’ bedrijft, in een aparte provincie van de ziel. En ook niet een in schemer gelegd ‘universum’, dat tussen God en natuur geen grenzen stelt. Want het forum van God, dat is vandaag zijn ❘Ga naar margenoot+werkplaats, en die is zo groot als de wereld, en dáárin is dan ònze werkplaats, ònze fabriek, de rokende oven, de studeerkamer, het atelier; kortom, elk gebiedsdeel, elk onmathematisch vlak, waar ‘de mens Gods, tot alle goed werk volmaakt toegerust’, ‘trouw’, waar ze er zijn, ‘de knoppen en de bloemen pleegt’, maar ook de baggerlaarzen aan heeft. En - het onkruid wiedt, de woestijn ontgint. Een ‘onbegonnenGa naar margenoot+werk’? Ja zeker. Hij kent geen andere dan zulke ‘onbegonnen werken’, die ‘dwaas - in Christus’. Die anderen zijn onbezonnen, vindt hij. En hij heeft gelijk. Een ‘onbegonnen werk’, dat is inderdaad onze cultuurtaak achter Jezus Christus. Gezegend mijn verstandige wijkouderling, die goed huisbezoek doet: een cultuur-kracht, al weet hij het waarschijnlijk zelf niet. Laat ze maar om hem lachen: ze weten niet wat ze doen - die cultuurslampampers van de overkant.Ga naar voetnoot269) |
|