Christus en cultuur
(1948)–K. Schilder– Auteursrecht onbekend§ 27.Omdat de ballotage-normen van deze coöperatieve gemeenschappen eigen normen zijn, ontleend aan de wet, die aan de gemeenschap der heiligen ter prediking en bediening is toevertrouwd, daarom zal de vijfde consequentie van ons standpunt de groote eerbied moeten zijn, die, ook uit cultuur-gezichtspunt, mag worden gevorderd voor de kèrk. Als Kèrkvorst is de Christus Koning over heel de wereld, Voleinder van de natuur in haar geschiedenis (ook zij doorloopt geschiedenis, zooals Rickert terecht in herinnering bracht), Ambassadeur van God, die alle resultaten van het kosmisch ontginnings- en wervingsproces aan Gods voeten neer wil leggen, en dus Regent ook over de cultuur, en van haar organen Rechter en Herschepper. In Hem (Ef. 1:10) ‘recapituleert’ God eenmaal àlles. We noemden daar Ef. 1:10, en spraken van ‘universeele recapitulatie’. Om de vraag, welke plaats Christus inneemt ten aanzien van de ook cultureel te bepalen ‘hoofdsom der historie’ te kunnen beantwoorden, verdient Paulus' uitspraak in dezen tekst even onze aandacht. In de statenvertaling luidt ze: ‘...om in de bedeeling van de volheid der tijden wederom alles tot één te vergaderen in Christus...’ En de term: ‘universeele recapitulatie’ is door ons ontleend o.a. aan een vertaling van Paulus' woord, gelijk het was aangehaald door Irenaeus, één der ‘kerkvaders’; dit niet altijd ongevaarlijke soort van kerkekinderen pleegt men nog steeds met dezen niet onbedenkelijken naam aan te duiden. Irenaeus (ca. 140-ca. 202) heeft eens Christus' hemelvaart en zitting ter rechterhand des Vaders besproken onder verwijzing naar Ef. 1:10. Als Paulus zegt, dat Christus eenmaal zal wederkomen om alle dingen ‘tot één te vergaderen’, bezigt Irenaeus' grieksche tekst daar het woord ‘anakephalaioosasthai’, hetgeen in den bij Rouet de Journel | |
[pagina 103]
| |
als uitnemend behouden latijnschen tekst wordt weergegeven met het latijnsche woord recapituleeren. Hemelvaartsdag maakt, zóó gezien een aanvang met de universeele recapitulatie. Wat hebben we aan dat woord? Helpt het ons? Dat zal ervan afhangen, of het in de weergave van Paulus' eigen woord uit Ef. 1:10 ‘de roos treft’. De roomsche bijbelvertaling (Vulgata) gebruikt in Ef. 1:10 een anderen term (instauratie); temeer daarom vraagt ‘recapitulatie’ ook hier onze attentie. VelenGa naar voetnoot1) hebben zich ervan bediend. We doen maar een greep, die meteen de bedoeling kan laten vatten. John Owen (Works, I, 147) gelooft, onder verwijzing naar Ef. 1:10, dat de engelen gebracht zijn in die ‘recovery’ (dat herstel) en in die recapitulatie van alle dingen, welke God in Christus gegeven heeft. En later, 367, v., wijdt hij aan dit laatste onderwerp een uitvoerige verhandeling: the glory of Christ in the Recapitulation of all things in Him. Onder verwijzing naar plaatsen als Col. 1:20, 1 Cor. 11:3, Ef. 1:22 en 23, roemt hij de kracht der verlossing, waardoor wat in Gods wereld verstrooid en uiteengeslagen lag, weer onder één Hoofd wordt verzameld (re-collected) als één familie-van-God, als één lichaam. Zijn deze meeningen juist? Het grieksche woord uit Ef. 1:10 laat inderdáád andere ver- | |
[pagina 104]
| |
talingen toe. B.v. die van de statenoverzetting: wederom bijeenzamelen, wederom tot één vergaderen, weer bijeenlezen. Of: onder één hoofd begrijpen. Veel hangt ervan af, uit welke ‘sfeer’ men het woord afkomstig meent te zijn, of naar welken ‘levenskring’ men meent, dat het in zijn beeldspraak heenwijzen wil. Er is. een meening, die zegt: het woord stamt uit de militaire wereld. Als soldaten uit het verband van den troep zijn losgeraakt, en hier en daar rondzwerven, dient men ze weer in hun legerafdeeling thuis te brengen, zoo mogelijk: dàt zou hier de beteekenis van het woord zijn.Ga naar voetnoot1) Maar anderen leggen het weer anders uit. Zij denken niet aan militaire, doch aan rekenkundige operaties. Als men bepaalde getallen op-telt, krijgt men ‘een som’, een ‘uitkomst’; ‘som’ is ‘summa’ in 't latijn; men denkt dus aan con-summatie: de eindsom wordt opgemaakt, streep er onder: ieder weet nu de uitkomstGa naar voetnoot2). De Christus zou dan hier ongeveer zóó zijn gezien als de man, die aan het eind de rekening opmaakt: kijk, nu hebt ge alles bij elkaar. Ook aan boekhouders is gedacht: ze tellen geldsommen bijeenGa naar voetnoot3). En geven dan een saamvatting van alles in de uitkomst.Ga naar voetnoot4) In het grieksch kan zoo'n saam-vatting, zoo'n uitkomst, immers ‘kephalaion’ (zoo iets als hoofdsom, hoofd) heeten? En dat woord ‘kephalaion’ ligt verwerkt in het grieksche werkwoord, door Paulus gebezigd. Christus zou dan Zelf volgens dezen gedachtengang hoofd, of hoofdsom zijn; maar onder die | |
[pagina 105]
| |
hoofdsom zou dan tévens (!) ‘alles’ worden saamgevat (de som zou ‘in’ de som worden geteld, àlles is de som, en Christus óók, volgens dezen eigenaardigen gedachtengang, die wel wonderlijk met de woorden ‘in Christus’ opereert). En, nog is het aantal der voorgedragen meeningen niet uitgeput. Sommigen wijzen op een in Paulus' tijd onder de Joden gebruikelijk woord, dat de beteekenis van ‘overeenstemming’, ‘samenstemming’ heeft, en dat afgeleid is van een anderen stam, die door ‘hoofd’, of ‘uitkomst van een som’ te vertalen is. Deze technische term zou dan weer met het grieksche woord voor ‘hoofd’ overeenkomen; en zoo zou de beteekenis zijn: zoowel bij-elkaar-gebracht-worden (optellen), als ook: met-elkaar-overeen-stemmen; ergo: in vrede samengebracht worden, in harmonie vergaderd worden.Ga naar voetnoot1) Een laatste meening willen we nog vermelden: ze wijst terug naar de rhetoren-scholen. Daar is een handeling, als door Paulus' woord bedoeld, een korte saamvatting, in enkele hoofdpunten, van wat tevoren breeder betoogd werd.Ga naar voetnoot2) Meestal was zoo'n saamvatting dan niet een ‘neutrale’, ‘ongeïnteresseerde’ weergave in een hoofdsom, doch ging ze gepaard met een ‘toepasselijk’ woord: vermaan, bestraffing, vertroosting of eischende conclusie, b.v. voor de rechtbank.Ga naar voetnoot3) Een kruising van al deze woordafleidingen en -verklaringen ontmoet men dan nog weer op onderscheiden manier. Bijvoorbeeld, als iemand het bestaat, te leeren, dat de mensch een mikrokosmos is, een wereld-in-het-klein, in wien de ‘elementen’ der geschapen wereld als in een hoofdsom opgesloten liggen; terwijl nu Christus, als de Tweede Mensch, God-en-mensch in één persoon is; de | |
[pagina 106]
| |
mensch (dat kort begrip, dat compendium van ‘alle dingen’, die mikrokosmos), wordt met het eeuwige Woord, den Logos, tenslotte weer vereenigd.Ga naar voetnoot1) Of: zooals in civiele aangelegenheden soms een van zijn ‘hoofd’ gescheiden ‘lid’ (een van den man, het hoofd, gescheiden vrouw b.v.) tot dat ‘hoofd’ teruggeleid wordt, en zoo weer ‘thuis’ komt, in den kring, waar het behoort (een vrouw b.v. die weer in het gezin teruggebracht wordt), zoo komt de heele kreatuur, van God gescheiden, in Christus haar Hoofd, terug, ze komt weer thuis.Ga naar voetnoot2) De creatuur is dan de verzoende ‘persoon’.Ga naar voetnoot3) Men ziet: de meeningen varieëren ten zeerste. Nu dient echter, voor wie zelf tot een beslissing komen wil, bedacht te worden, dat het grieksche woord, hier gebezigd, niet op ‘kephalê’ (hoofd), doch op ‘kephalaion’ teruggaat. Dat woord heeft duidelijk de beteekenis van ‘hoofdsom’, zoo b.v. Rom. 13:9, Hebr. 8:1. In Rom. 13:9 zegt Paulus, dat de geboden van de tweede wetstafel worden saamgevat in deze hoofdsom: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Dàt is van al die wetswoorden de ééne, in alle weerkeerende hoofd-zaak. Hoofdsom der wet. In Hebr. 8:1 zegt de schrijver: van alles, wat we hierboven hebben betoogd, is nu de hoofdsom: wij hebben zùlk een Hoogepriester als in het Nieuwe Testament ons wordt voorgesteld. Hoofdsom der redeneering. Wie echter de hoofdsom afkondigt, die komt meteen tot afsluiting. Zóó nu geeft God in de volheid des tijds de hoofdsom der geschiedenis. Der geschiedenis van ‘alle dingen’. De hoofdsom, niet de samenvatting ervan als in een ‘mikrokosmos’, een ‘compendium’ van alle kosmische elementen, een ‘extract’ van al wat zich roert en beweegt. Neen, van èn in de geschiedenis aller dingen geeft Hij de | |
[pagina 107]
| |
hoofdsom. Hij geeft ze voor Zich (medium). Hij brengt voor Zich alle dingen tot en in hun hoofdsomGa naar voetnoot1), zoo zou men vrij kunnen vertalen. Dat is dus toch een universeele recapitulatie. De afsluitende, algeheele ‘opmaking’ van de hoofdsom der historie. Ze is universeel: want ‘alle dingen’ worden er in betrokken, en tot hun con-summatie gebracht. Alleen maar: die ‘alle dingen’ waren geen stilstaande grootheden; ze bleven permanent in beweging. Aan en in hen voltrok zich de ééne geschiedenis. Den zin daarvan verstaan wij niet uit de dingen, noch uithun beweging zelf. Want - we merken ook elders dit op - het aenigmatische (raadselachtige) ligt niet in het gesproken of geschreven Woord van God, doch in de feiten, in de geschiedenis zelf. Wij verstaan de dingen, en hun beweging, slechts in en uit het Woord. En nu kan niemand onder de menschen, naar de wijze van een rhetor, die hoofdsom der geschiedenis van alle dingen in formule brengen. Ook al gaan we op onze rhetorenteenen staan. Want wij zien maar stukwerk, en ook zijn we maar stukwerk. Zelfs de Messias belijdt, het niet te kunnen: ‘van dien dag en die ure weet niemand, dan de Vader’. Maar God is de groote Rhetor-Spreker, en tevens de groote Poëet-Schepper; zoo wordt Hij openbaar als de eenige Recapitulator-Teller. Zijn tellen is niet het tellen van een kind, dat sommen maakt, doch dat van den bedienaar van den tijd: het DOET wat. Het stuwt naar het einde, de beslissing. Hij spreekt in Woord en feit; in het Woord geeft Hij openbaring, in het feit wordt en is Hij openbaar. Daarom kan Hij onze hoofdsommen maken, en doet het ook; de onze zijn de Zijne: Hij had ze in Zijn gedachten eer wij begonnen te leven. Hij is als de redenaar, die iedereen boeit en vasthoudt: wat zal er | |
[pagina 108]
| |
nog meer komen? Maar ineens spreekt hij:ik heb gezegd, of: amen. De redenaar zelf, die weet wèl, wanneer hij aan het slot toekomt, aan den epiloog, waarin hij alles nog eens samenvat, en de groote afsluiting geeft, de afsluiting-in-woorden. Maar omdat hier van God sprake is, Die niet alleen Redenaar, maar ook Maker is, daarom is Zijn epiloog in 't spreken ook meteen afsluiting van daden. Omdat Zijn doen tevens spreken, en Zijn spreken tegelijk doen is, daarom is Hij, als Hij tot de hoofdsom-van-openbaring toegekomen is, meteen aan de hoofdsom-van-doen toegekomen; Hij ‘zet een streep er onder’. Waaronder? Onder Zijn historisch spreken? Ja. Maar tevens onder Zijn historisch doen en werken en bewegen van alle dingen. ‘De gebeden van David, den zoon van Isai, hebben een einde,’ staat er in den psalmbundel; de grieksche vertaling zegt dan: ze worden in anakephalaioose gebracht; hetzelfde woord als in onzen tekst. De reflexieve saamvatting van den rhetor en de afsluitende7 handeling van den Handel-doende vallen samen - alleen maar bij Hem.. En, dit alles voltrekt God de Heere nu ‘in Christus’. Niet maar in Hem als den van eeuwigheid met den Vader en den Geest als hun gelijke verbonden Zoon (Logos), zooals in Colossenzen 1, doch ook in Hem als den verhoogden Heiland, Die gezeten en gezet is aan de rechterhand van God. In dien verhoogden Christus voert God het regiment over alle dingen; ten goede en ten kwade, in zegen en in oordeel. Alle dingen brengt Hij in Hem tot hun besluit, tot hun voltooiing. Zoo als die in Zijn Raad gedacht, en in Zijn spreken en doen gezegd en verwerkelijkt wordt. Dit immers is de beteekenis van Christus' verhooging: de Zoon des menschen heeft als Gods bevoegde gemachtigde Zaakgelastigde de hand gelegd aan alle dingen. De Rede Gods is over haar middelpunt heengekomen. De historie tot haar beslissing gebracht. Het drama over het derde - beslissende - bedrijf heengebracht. En nu móet alles komen tot de de ontknooping. En deze wordt - zoo zegt Paulus - door Hem beheerscht. Er | |
[pagina 109]
| |
is maar één geschiedenis, en die is ‘Christelijk’, d.w.z. beheerscht door Jezus Christus. Ook is ze Pneumatisch, d.w.z. beheerscht door den Geest, Die alles uit Christus neemt. Wij lezen de krant, en hooren de radio, en tasten naar de achtergronden van wat de democraten-in-naam ons in het tijdperk der quasi-democratie stelselmatig onthouden in hun bedriegelijke pers, hun geheime diplomatie. We vinden de hoofdsom niet; geen rhetor zegt precies wat hij bedoelt; hij kènt trouwens zijn eigen hoofdsommen niet eens zelf; want de historische verwikkelingen sleepen hem mee, en de programma's zijn dingen-van-tijdperken; en ze worden korter en korter, die tijdperken. Maar onze God in Christus heeft de hoofdsom in Zijn gedachten; en als Hij straks een streep zet onder alle geschieden, dan zullen we meteen de hoofdsom zien van Zijn beleid: en zalig is alsdan wie niet daaronder zal bezwijken. Want van ‘àlle dingen’ is de hoofdsòm door Christus beheerscht. Maar aan de ‘geméénte’, en dan aan haar alleen, is Hij tot ‘hoofd’ gegeven. Hij is gesteld, niet in het centrum van ‘de dingen’, als hun kort begrip of mikrokosmos, doch gezet bóven en óver alle dingen, als hun beraden Regent. In het Kèrkhoofd wordt àller dingen hoofdsòm opgemaakt: daarmee vàlt dus de theorie, volgens welke de kerk zèlf als zoodanig cultuurstaat is, of worden mag. Aan geen suggestie is hier voet gegeven, alsof de kerk, die altijd een te institueeren instituut is, en daarom haar kerk-naam nooit vergeeft aan wat men soms ter kenschetsing van het christelijk samenleven in school, gezin, maatschappij, staat enz. valschelijk ‘kerk als organisme’ noemt, rechtstreeks een practische cultuurbusiness wezen zou, laat staan: cultuurexponent zou zijn. Een zoodanig kerkbegrip vermoordt haar, schendt haar. Een dienst des Woords is geen direct, in technische détails tredend, cultuur-college van de kerk, vermomd als christelijke volksuniversiteit. Maar: die dienst des Woords stelt wel het gansche leven onder beloften en normen. En aan den kerkelijk- | |
[pagina 110]
| |
ambtelijken dienst des Woords (d.w.z. de bediening van het ‘zaad der wedergeboorte’) heeft God rijke beloften verbonden: het geloof is uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods. Het geloof werkt dan ook de wedergeboorte (art. 24 Ned. Gel. Bel.) En deze geschiedt dus in de kerk, die kinderen baart door het Woord. Zóó kan en moet en mag de kerk de vuurhaard zijn, waar de mensch Gods van boven af ‘geladen’ wordt met kracht van boven. Uit de kèrk, waar de Geest-van-Christus de door Hem verworven genade-schatten uitdeelt, moeten naar alle zijden de menschen Gods uitstroomen over de breedten der aarde en tot de besognes van het menschenleven, om over dit alles uit te roepen en ook in eigen daad te stellen: de heerschappij van God, het Koninkrijk der hemelen. Van de kerk uit moet de vuurhaard van gehoorzaamheid, dus óók van den zuiveren cultuurgloed, over de wereld heenlaaien. Neem de kèrk weg en het Rijk Gods hangt in den nevel. Zet Gods Koninkrijk in den nevel, en de Christus is verzaakt in de cultuur. De kèrk is het, waarin Christus den Geest Gode kinderen laat verwekken. De kèrk alleen baart, als moeder der geloovigen, die ‘nieuwe’ menschen, welke, ook inzake het cultuurleven, lastendragers zijn voor heel de wereld. De kèrk alleen verbindt hen tot een onverbrekelijke gemeenschap, en leert de normen voor alle levensverbanden, ook buiten de kerk. De kerk (geen clerus!) alleen als draagster van Gods Woord, kan in een volksgemeenschap Gods normen in de taal van tijd en plaats redigeeren, en zóó in dat volksleven weer bekend doen worden, wàt in dat leven naar eigen aard zich aan rijkdom kan ontplooien, en hóe dit kan en moet. Toen de kerk sterk was, bloeide er een christelijke kunst, was ook de cultuur een opheffen van het gelaat der menschen naar den hemel. Tegenwoordig zijn wij afgezakt naar schreeuwende films, naar een tooneel, dat zich enkel in stand houden kan, wanneer het minderwaardige genre niet van de programma's wijkt, naar een krant, die van den ‘opmaak’ 't hebben | |
[pagina 111]
| |
moet, naar een hoorspel, waarin een roman is samengeperst in dialoogvorm, met het knàl-effect als methode, naar een kerkportaal zelfs, dat den moed mist, de bulletins van al die drukke bedoeningen te weren van het aanplakbord. En een menschheid, die geen artikelen meer léést, doch slechts hun koppen verslindt, láát zich straks zelf verslinden: een goedkoope prooi voor de één-dags-teksten en -leuzen, die het algemeen en brutaal bederf der eigenwilligheid en zelfvergoding in handel en bedrijf, in pers en politiek, maken tot één massale uitgieting van zonde, zóó goed en snel georganiseerd, dat zij den enkelling slaat met een machteloosheid, die niet eens den tijd meer krijgt om van zichzelf te ijzen. Daarom zal, om der wille van de christelijke, dat is: van de zin-getrouwe cultuur, met alle kracht gewerkt moeten worden voor de kerk, voor het lichaam van Christus. Neem háár weg, en het wezenlijk humane wijkt, en het op zijn ruïnes pochende humanisme keert terug. Neem háár en haar belijdenis weg, en de cultuurhybris (in deemoedsgestalte), die in de gloriedagen der filosofische romantiek heel het duitsche(en ander) volk biologeerde door het immanentistisch pantheisten-credo eener autonome en autarke oscillatie van alle individueele ‘Gebildete’ met den door het universum waaienden Goddelijken Geest mee, zal terugkeeren. Want wel heeft de toenmalige romantische school in haar laatste periode bij monde van de gebroeders Schlegel haar eigen aan Fichte ontleende leuzen zoowat alle tegelijk weersproken, maar haar diepste wortel, de leer van den met God tezamen opgroeienden mensch, is niet uitgerukt: het nationaal-socialisme met zijn cultuur-ont-werpen is daarvan het bewijs. Neem de kèrk weg, die, van de plaatselijke samenbinding der geloovigen uitgaande, straks landelijke, nationale, en zelfs internationale verbanden legt, - en wat er dan overblijft, zal zijn een heen-en-weer-golven van ‘cultuurslagen’, die den sterkste op het kussen brengen. De pantheistische | |
[pagina 112]
| |
leus, dar ‘het’ recht in de dingen ‘zit’, zal tribunalen stichten, welke vonnissen niet in naam van den Wetgever, die koningen bij de gratie Gods tot cultuurherders maakte, doch in naam van ‘het recht’ (Seyss Inquart in Nederland). ‘Het recht van den sterkste’ is dan de simpelste rechtsformule. Rechts- en krachtsformule vloeien tenslotte in éénen samen. Zoo wordt, door kerkverval, en over de lijken der kerkmenschen heen, het platform opgebouwd voor den dictator der laatste dagen, den antichrist. Hij drilt ze allen naar zijn systeem, maar het is hèt affreus systeem. De kerk màg, o neen, niet eens de kleinste directe cultuurkring zijn; maar zij móét de grootste indirecte cultuurmacht zijn. Zij is de bruid van Christus, dat is van zulk een Bruidegom, Die voor Zichzelf, en voor Zijn God, laat samenstroomen al de glorie van de volkeren, en die een stad bouwt van de schoonste symmetrie: vandaar die kubus-vorm in het beeld van 't nieuw Jeruzalem. |
|