den mensch behoort, en omdat niemand handelen kan zònder dat die handeling op een of andere manier cultureele beteekenis heeft, daarom is Christus, de zondelooze, de eenige, die volkomen zuiver op het cultuurleven ingewerkt heeft, en inwerkt. De eenige, althans onder de mènschen-van-na-den-val. Wie omspant de volheid van gedachten, ook cultuurgedachten, die in het dogma van de kerk besloten liggen, wanneer zij Christus ziet en predikt als mensch-zonder-zonde? Als zondelooze respondeert Hij, in woord en daad, steeds geheel ‘ad rem’ op elke situatie, waarin de Geest Hem uitstoot, opdat Hij tweeden Adam zich betoone, en dat in een wereld, die in cultureel opzicht van die van den eersten Adam wel zeer ver verwijderd is. Wat is directer cultuurdaad, dan op cultureele situaties en complicaties volledig èn zuiver en fundamenteel en naar den oorsprongsregel reageeren? En in dit alles is Hij niet ‘een’ mensch, doch Zoon des menschen. Dat is te zeggen: Hij is voor een, ook in cultureelen zin, den afgrond zoekende wereld meer dan een lichtpunt, een lichtstreep; Hij is zòn der gerechtigheid, ook in dezen. ‘Zon’ is niet maar licht -, doch ook krachtbron. Als Logos-Middelaar-Borg is Hij de hypostase, de soliede draaggrond, oergrond, vervuller, redder, cultuur-vernieuwer. Een cultuurteeken, dat daarom weersproken wordt.
ad b) En doordat Hij, als Messias, reeds vóór Zijn verschijning onder den naam van Jezus, en daarna, dus àlle eeuwen door, optreedt krachtens Zijn in het midden der geschiedenis te verwerven of reeds verworven recht in de wereld, met Zijn verlossende kracht, daarom máákt Hij ook weer menschen zóó, als ze er ‘in den beginne’ waren: menschen Gods. Hij stelt te midden van een ‘krom en verdraaid geslacht’ weer typen van het in beginsel zuivere menschenslag. Nog niet volkomen zijn ze; maar in beginsel zijn zij er toch weer. Zij zijn er van het oogenblik af aan, waarop Adam zich in geloof bukt onder het Woord der eerste evangelische belofte; en zij komen, en nemen toe, en worden ‘die