bleven, behoud zijn oude gedaante. Ik heb de waarheid hier af twemaal ondervonden; want toen ik het onderste deel, 't welk de gedaante van yzer had, aan 't vuur had gelegt, om dat week te maken, wiert dat zo root als een kool.
In een plaats aan de zee, Turlokshaven genoemt, zijn twe Spring-bronnen, d'een heet en d'ander kout. Deze Spring-bronnen worden door een buis naar een plaats, die getempert is, geleid, en maken de gezontste Bad-stoof. Niet verre van deze Spring-bron is een andere Fontein, daar sekere vogt uitwelt, die de siekte, de Spaanze Pokken genoemt, geneest.
Niet verre van de haven Hanefort is een kloof in een Klip, zo diep als een rivier. Indien men daar in ziet, zo ziet men geen water; maar indien men een steen daar in werpt, zo sal men die na verloop van een half uur horen vallen, even als of zy in een koper vat viel: Maar terstont koomt daar water uit, en de put wort tot boven toe vol water, 't welk heel klaar is, en egter van niemant aangeroert of geproef durft worden. Het water vloeid daar niet uit, maar een weinig tijds na dat de steen daar in geworpen is, springt het water op.
In 't midden van dit Eiland is een Poel, die een vergiftige rook voortbrengt, ja zodanig, dat de Vogelen, die daar over vliegen, dood neêrvallen.