plaats zijn eigen gedagten gevolgt heeft: want de korven die hy daar aan maakt, hebben geen gelijkenisse met die, welke men in Lapland maakt: Ook konnen de Lappen sulke zoort van manden niet, ook zijn hare korven niet gemaakt met stokken die door een houte plank heen gaan, welke de bodem is, en naar om hoog gaande als een plank zig toont, maar hare manden en korven maken zy van hoepels, die d'een boven d'ander geschikt zijn.
Vorders zo doenze haar best, om in den Doop hare kinders met de naam van hare ouders of bloed-vrienden te noemen: Zy gevenze geern Heidenze namen, als daar is Thor, Guttarm, Finne, Pagge, maar de Priesters doen haar best om haar sulke namen af te raden. De namen dieze dikwils de Kinderen geven zijn Andries, Matthijs, Kanut, Jonas en Nicolaus; maar de Dogters noemenze Margriet, Elsa, Katrijn of Sigride.
Dit hebben zy nog bezonder, datze haar kinderen namen dikwils veranderen, en andere namen geven, en noemen die van hare ouders of bloed-vrienden, dieze meest beminne, om als zy komen te sterven een gedenk-naam door dit middel te behouden. Dit doenze meest wanneer het kind nog zeer jong is, en tot enige siekte komt te vervallen, want op die tijd, geven zy 't een andere naam, behoudende die mede, welke het kind in den doop ontfangen heeft, die dan voor een toenaam verstrekt.
Na het kramen zijn de Laplandze Vrouwen zo sterk, dat ze wanneer ze op de reis zijn, wel agt of viertien dagen konnen de moeijelijk-