| |
XXV. Hooftstuk.
De Speel-noods werden geleid. Oorder in't gaan. Geleid des Bruids. Droefheid des Bruids. Ontfangen de zegen in de Kerk. Gaan na Huis toe, Order aan de Tafel. Hebben geen Muzijk Instrumenten. Weten van geen Danssen. Houwlijks goed, enz:
Ondertussen zo geleid men die gene, welke men hedendaags op de Bruiloft van de Bruidegom en Bruid als Speel-genoten gebruikt; maar dit is in de Kerk of by de Priester, of indien de weg te lang is om te gaan, en het in de Winter mogt voorvallen, bedient men zig van een Rhee, niet om daar op te zitten; maar zy laten zig met een Slede trekken, gelijk het aldaar in 't reizen de wijze is.
De reis dan te voet of met de slede by na afgeleid hebbende, en digte by de Kerk gekomen zijne, let men op een seker order in 't gaan; de Mannen hebben de voortogt, en de Vrouw-luiden volgen agter aan. Een van de | |
| |
Lappen gaat voor uit, zijnde geleider van 't hele geselschap; die nu deze pligt bedient, noemen zy gemeenlijk Automolma, dat beduid zo veel als geleider, ook hieten zy hem wel met een ander naam Automwatze, met welke zy een Deurwaarder beteikenen, of een Pedel die voor gaat, gelijk by ons de Professoren hebben, wanneer zy na d'Academie geleid werden. Hier volgt de Bruidegom terstont na, en hem volgen wederom alle de Mannen van 't geselschap.
Enige Dogters geleiden d'andere troep, volgende de Mannen; de Bruid volgt, hebbende aan hare zijden een Man en een Vrouw, waar op alle d'andere Vrouwen agter aan komen. Dit moet wel aangemerkt werden, dat de Bruid grote droefheid betoont, wijl zy weet, datze door verbond gehouden is haar Vader en Moeder te verlaten, werdende tegens hare wille door deze Man en Vrouw, welke haar verseltschappen, voortgesleept; zijnde niet wel gemoet datze haar door trouw verbonden heeft, gevende de teikenen van droefheid door haar droevig gesigt te kennen.
Wanneer zy dan in de Kerk gekomen zijn, ontfangen zy de zegen over het Houwelijk, na dat 'er door de Priester enige gebeden zijn uitgestort, gelijk men in de Christen-Kerken gemeenlijk gewoon is te doen.
Het selfde wert ook van Johannes Tornaeus verhaalt, behalven, dat hy zegt, dat de Bruid van twe Mannen geleid wert: namelijk door de Vader en de Broeder, wanneer zy nog in 't leven zijn, of door twe andere van de naaste | |
| |
bloed-verwanten. Zy gaat dan met het hooft nederbukkende, even als of men ymant by ons na den Scherp-regter leide, om geregt te worden; by aldien men haar vraagt of het met haar zin is, en of zy deze Jongman tegenwoordig wel tot haar Man wil nemen, swijgtze stil, even of ze stom was, zo lange, tot dat d'Ouders haar tot spreken hebben aangepott en als gedwongen: zy bewilligt dan eyndelijk, maar spreekt zeer zagt, dat het de Priester nauwelijks horen kan.
Deze ingetrokkentheid is by de Laplanders een teiken van schaamte en eerbaarheid; maar wanneer zy getrouwt zijn, doenze grote blijken van genegentheid en liefde tot haar Man.
Na datze dan op deze wijze in de Kerk door de Priester getrouwt zijn, gaanze of rijdenze met de slede na de Tente der Ouders van de Bruid, alwaar een yder die tot het Feest genodigt is, des avonds te voren zijn spijze gebragt heeft om daar t'eten; zijnde op de selfde tijd, wanneer de Bruidegom zijn giften aan d'Ouders en de Bruids Vrienden omme deilt. Het grooste deel van deze spijze is gekomen zo van des Bruidegoms als des Bruids Ouders, dieze alle rauw aan sekere Laplander geven, welke daar toe gestelt is, om de selve van een yder t'ontfangen en te Koken, die hy daar na de Vrienden voorzet om te eten en vrolijk te maken.
Wanneerze aan de tafel gaan zitten, hebben zy haar order: De Bruid en de Bruidegom gaan eerst aan de tafel zitten, d'een na d'ander, daar na d'Ouders en alle de Vrienden. De Vader en de Moder van de Bruidegom, en alle | |
| |
zijn Bloed-verwanten, die daar genodigt zijn, zitten aan d'ene zijde, maar de Vader en Moeder van de Bruid met haar vrienden, voegen zig aan een andere zijde.
Niemant van haar neemt selfs de spijze, maar zy nemen het van een voordiender, die het dan zijn pligt is voor te dienen. Hy begint van de bruidegom en bruid gevende elk zijn deel, en zo vervolgens aan alle d'andere. Wat aangaat die welke in de Tente niet en konnen, zijnde te klein om elk een te konnen doen aansitten, gelijk als daar zijn de Kinderen en Meisjes, deze klimmen op het dak, en daar op zijnde, laten zy enige touwtjes neder, aan de welken enige haken en kromtens vast gemaakt zijn, waar aan men stukjes vlees hangt en andere diergeijke dingen meer, zo datze op die wijze mede haar deel van het Feest krijgen.
Het Feest geëindigt zijnde dankt men God, en zy geven malkanderen de regter-hand volgens de gemene gewoonte. De laatste blijdschap van het maal, besluiten zy met brandewijn te drinken, zo ze die maar te koop konnen vinden; de getrouwde kopen eerst, daar na d'Ouders en zo vervolgens alle d'andere, elk voor zig in 't byzonder, hier mede maken zy zig vrolijk. Voornamentlijk doen sulks de rijkste, en alle die de gelegentheid hebben op te kopen, door de tegenwoordigheid van de verkopers dier Waren; d'andere vervrolijken zig alleen met onderling te praten, en zig met enige vermakelijkheden t'onderhouden.
Wat aangaat het gene dat Olaus Magnus van de Violonnen en Danssen zegt, het is een grote | |
| |
leuge, zeggende: datze op hare aldervermaartste Feest-tijden, om de Gasten te verheugen, Dans-spelen aan rigten; waar mede zy een grote blijdschap maken, zingende met enen op de selfde tijd de deftigste en grote daden der Helden en Reuzen, zijnde gestelt in verzen en rijmen, en dat in de talen dieze selfs spreken, dat is te zeggen hare deugden, dieze door grote lof en glorie verkregen hebben, waar door zy zugten en haar de tranen over de wangen rollen, zo dat door dit groot gekrijt, menigte van haar ter aarden neder vallen. Maar is 't dat Olaus sulks van d'oude Sweden verhaalt heeft, is hy niet t'enemaal van de waarheid afgedwaalt; want by de Lappen, sprekende daar van, weten zy nergens af te zeggen, even of het een ongehoorde saak was. Alle de Musicale Instrumenten in 't algemeen, als Fiolen en alls diergelijke zijn in Lapland tot nog toe niet bekent geweest: Zy drijven de spot met het Danssen en Springen, zijnde na haar begrijp dingen zonder oordeel en belaggelijk. Zy hebben d'alderminste gedagten niet van Helden en Reuzen; ja weten selfs het minste niet van het gene over hondert jaren gebeurt is: 't Welk Olaus Matthijsse, Student in Lapland, menigmaals gezegt heeft. Ik kan niet bedenken hoe Olaus Magnus daar aan gekomen is, aangesien niet een van al d'Autheuren daar gewag van maakt, als hy alleen, die dit eerst op de baan brengt, daar d'andere alle swijgen.
De Lappen die nog Heidenen zijn, hebben de gewoonte van op sulke Feest-dagen, het overige der Kaas, Vlees, Vis, Vet, Merg en | |
| |
andere dingen te bewaren, en in een toegedekte korf te doen, zijnde gemaakt uit basten van bomen; die brengen zy dan tot haren Afgod, ontrent welke zy een kuil in d'aarde maken, daar zy deze korf in begraven, en dadelijk met aarde toe bedekken.
De Bruiloft op deze wijze geëindigt zijnde, is het nog aan de nieuw-getrouwde Man niet geoorloft, zijn Vrouwe weg te leiden met alle haar goederen, die 'r toebehoren, want eer hy van d'Ouders dit verlof krijgt, is hy verpligt by zijn Schoon-vader te blijven wonen, en hem een volkomen jaar te dienen. Dit jaar geëindigt zijnde, zo het de Regter is voorgedient, maakt hy dat beide Familien gescheiden werden, op dat elk op zijn selfs ga wone. De Schoon-vader laat dan zijn Dogter gaan, en blijven in de magt van zijn Schoon-zoon, met alle de Rheën welke haar toebehoren.
Indien het gebeurt, dat een Dogter hondert Rheën heeft of meer in eigen besitting. Dan zo geven d'Ouders voor deze hondert Rheën, een Houwlijks-goed van Silver of Geld, Koper, Latoen, een Tente, een bekleedsels tot een bed, en alle andere meubelen meer; met een woort alles wat tot een Huis behoort. d'Andere Swagers, als daar zijn de Broeders en Susters, en alle die een deftig geschenk van de bruidegom gekregen hebben, zijn gehouden elk na haar rang een ander geschenk daar voor te geven; gelijk als wanneer ymant van haar een of twe mark Silvers gekregen had, die geeft tot vergelding weder een of twe goede Rheën. Zo dat een Laplander, rijk zijnde, en als hy brui- | |
| |
degom is, veel giften kan uitdeilen zo aan de Ouders als Vrienden, en hy kan op deze wijze menigte van goederen en Rheën vergaderen.
Dit is dan de wijze en maniere ontrent het trouwen en bruiloften der Lappen: Dog eer wy van deze materie afbreken, zo dient hier ook wel aangemerkt te werden, dat'et by haar niet is toegelaten, een van het naaste bloed te Trouwen, daarom wert ook niemant, die zo na vermaagtschap is, gepretendeert. Ook is by haar verboden een twede Vrouw te nemen, zo lange d'eerste Vrouwe nog in 't leven is, derhalven moeten zy haar, gelijk als wy, met een Vrouw behelpen: Item, dieze eens getrouwt hebben, is 't ongeoorloft de selve te verlaten; waar van zy ook niet en weten; selfs ook ten tijde niet van het Heidendom; nog ook jegenwoordig niet terwijl zy Christenen zijn, hebbende altijd zeer eerlijk en vreedzaam met elkander geleeft.
Misschien dat by ouds, de gemeenschap van Vrouwen zo zeer niet is verboden geweest, en voornamelijk dat die aan de vreemdelingen en buiten gasten was toegelaten. Tornaeus verhaalt een voorbeelt dat niet zeer lange geleden is, in deze termen.
Namelijk dat hem verhaalt was, dat ten tijde van zijn voorzaat, een zeer boosaardigen Laplander van 't Lap-mark de Luhla was, zijnde van een zeer rijk-man van goederen, in 't Lapland van Torna, met zijn gansche Familie in zijn woon-plaats gelogeert geweest, welke lezen kon, en deftig wist te leven, zijnde om deze reden, uit raillerije Zuan Biskop gehieten; | |
| |
't welk zo veel beduit als Bisschop of opsiender van Zuan. Dezen Laplander van Luhla hebbende zig met brandewijn dronken gemaakt, wilde des nagts de Huis-vrouw van zijn Hospes beslapen; de Man dede dadelijk zijn klagte aan twe Oversten, welke op die plaatze waren, en daar brandewijn deden verkopen. Dezen Zuan Biskop onderrigten haar, dat dezen vreemeling zijn Vrouwe wilde schenden, en bloed-schanden met haar bedrijven, en indienze sulks niet toe en liet, haar zoude ombrengen; deze Officiers van de Kroon gestelt zijnde, die grepen hem aan, en zetten hem in 't gevangenis, alwaar hy verwezen wiert tot een gansche nagt aan een boom vast gebonden te werden, zijnde bitter kouwd, wijl het een harde Winter was. Eyndelijk was hy gedwongen dit met geld af te kopen zeggende tot zijn ontschuldiging, dat 'et een gemeen gebruik was gans Lapmark van Luha door, want, zeide hy, wanneer men een ander gaat besoeken, zo mag men daar vrijelijk by een Vrouw-mens onder kruipen, die aan een ander getrout is.
Dog Tornaeus twijfelt niet zonder reden aan de waarheid, want dezen schelmagtigen Laplander, heeft na alle oogen schijnlijkheid, deze verzierde leugens tot zijn verschoning listiglijk weten by te brengen; want niemant heeft ooit gehoort, dat sulken disordre by de Lappen van Luhla in swang gaat. Aangaande d'andere, ik weet dat deze gemeenschap by haar t'enemaal onbekent is, ja zy konnen selfs niet lijden dat hare Vrouwen andere Mannen aansien, en zijn zo jaloers (onder allen die meest na Noor- | |
| |
wegen wonen aan de Rivieren van Torna) dat, indien 't gebeurde dat een Vrouw onder wege een Man ontmoete, en dat zy een weinig stil stont met hem te spreken, zou de Man terstont kwaad genoegen hebben.
Eyndelijk laten de Lappen niet toe; dat de verloofde by elkander slapen; voor en al eer de dag des bruilofts gepasseert is; en zo het al gebeurde, wert dat Kind voor bastaart verklaart; zo dat de tijd van dragen genoegzaam openbaart, dat de by-een-komst na de belofte of Trouw-giften geschied is. Dit Kind 't zy Jongetjen of Meisjen, indien het een bastaart is, moet altijd onder d'andere broeders en susters de minste zijn en de veragste; wanneer het groot wert, en de Rheën door zijn toe doen veel vermeerderen, zo jaagt men hem buitens Huize weg: Indienze dan geen andere Kinderen hebben, zo is hy d'eerste en voornaamste, anders wert hy de minste geagt en gerekent; werdende zo wel niet opgevoed als d'andere Kinderen, ondertussen moet hy veel lijden en verdragen.
|
|